Wat de artilleriebewapening aangaat, vinden wij bij verschillende schrijvers grote getallen opgegeven; volgens de Europische Mercu- rius werden na de capitulatie niet minder dan 160 kanonnen en 30 mortieren in de stad gevonden; dezelfde aantallen noemt De Vrijer. Meer vertrouwen verdient het bericht, dat Geldermalsen na de overgave aan de Staten zond, en volgens hetwelk 47 kanonnen en 1 o mortieren werden aangetroffen. Het kostte veel moeite, de voor het beleg benodigde troepen bij een te krijgen. Het korps van Obdam telde 10 bataljons en 23 eska drons, dat van von Heiden moet 14 regimenten en 22 eskadrons sterk zijn geweest. De Pruisische regimenten waren zeer incompleet (te zamen ongeveer 6000 man T). Ook schijnt de cavalerie nog niet aanstonds ter plaatse geweest te zijn, althans uit het verslag van de op 3 September voor Venlo gehouden krijgsraad blijkt, dat het leger, waarover de prins van Nassau het bevel voerde, toen 30 bataljons en 33^ eskadrons sterk was. Munsterse troepen, ter sterkte van 2000 man, werden nog verwacht, doch het tijdstip van hun aankomst was nog onzeker. In de genoemde krijgsraad achtten de generaals ten minste 3 batal jons, 4£ eskadrons, benevens 3-000 pioniers nodig. Deze laatste waren, behalve voor de batterijen en naderingswerken, vereist voor het aanleggen van de ongeveer km lange circumvallatielinie. Men rekende 3000 pioniers uit het land van Gulik te kunnen be trekken, waarvoor de medewerking van de bisschop van Raab nodig was. De boeren zouden moeten zorgen voor 100 000 fascines van 8 voet lengte en een voet dikte en niet minder dan 300 000 palen van 4 voet lengte; waarschijnlijk zogenaamde scheurbroeken of stormpalen. Deze getallen geven althans enig denkbeeld van hetgeen zoal voor een beleg aan materiaal vereist werd. Van de artillerie was nog niets gearriveerd; Coehoorn, de leider der aanvalswerken, en Geldermalsen, die over de veldkas beschikte, lieten nog niets van zich zien of horen, zodat voorlopig nog niet veel anders kon worden uitgericht, dan het inrichten der kwartieren en het leggen van een communicatiebrug boven Venlo. Op 13 en 4 September werden krijgsraden gehouden. Aange drongen werd op een beter geregelde samenwerking tussen het in- sluitings- en het observatieleger, waartoe dit laatste zich meer nabij diende te posteren, n.l. bij Weert, terwijl voorgesteld werd, dat een generaal uit het 'groote leger' blijvend bij het beleg zou worden gedetacheerd, dus bij wijze van verbindingsofficier. Een alleszins I 51 Nassau aan St.Gl, Düsseldorf 2$ Augustus; id. aan Heinsius, zelfde datum.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 177