6e waren niet alleen de loopgraven nog niet geopend, maar ook de
grote circumvallatielinie nog niet gereed, zodat de vijand nog zoveel
versterking in de stad kon brengen als hij wilde. De artillerie was
die dag nog slechts voor een deel ter plaatse.
Tegelijk met deze weinig gunstige berichten werden de Staten
verrast door een nog alarmerender tijding van de zijde van Gelder-
MALSEN.
Wat toch was het geval? Op dezelfde dag, juist toen de andere
gedeputeerden met de generaals Fagel en Cutts naar de conferentie
te Maaseyck op weg waren, kreeg Geldermalsen bezoek van de
heren Obdam, Tilly, Heukelom en Coehoorn, van wie de laatst
genoemde als woordvoerder optrad. Tot zijn grote verbazing kreeg
de gedeputeerde te horen, dat Coehoorn ernstige bezwaren had
tegen het beleghij zeide te weten, dat er i kanonnen in de stad
waren, waarvan 70 in reserve op de markt stondende vijand was van
alle benodigdheden rijkelijk voorzien, het seizoen was te ver gevor
derd, enz. enz. Werd het hem bepaaldelijk gelast dan zou hij met de
attaques beginnen, maar hij nam geen enkele verantwoordelijkheid
voor de uitslag, hetgeen hij aan de Staten zou melden. Geldermal
sen, die natuurlijk weinig tegen de argumenten van een autoriteit
als Coehoorn kon inbrengen, was 'ten hoogste gesurpreneert, de-
wijle men tot hier toe eenparigh heel anders geraisonneert heeft'hij
nam echter de voorzorg, de geuite bezwaren op schrift te stellen
en de heren voor te lezen. Logisch zou het geweest zijn als Coe
hoorn zich het eerst tot de prins van Nassau gewend had. Met
deze werd dan ook een nadere conferentie gehouden, doch ook
hier bleef Coehoorn bij zijn opinie. De gedeputeerde haastte zich,
het gebeurde aan de Staten te berichten. Hij achtte het 'een zaak
buyten exempel, dat men soo lang wacht met sigh te uyten in een
zaak, daar heel de weerelt van waagen zal. Maar alzoo men den ge
neraal Coehoorn ten uitersten noodig oordeelt in dit werk, is men
ten uitersten met desselfs difficulteiten verleegen'.
Een tweede brief zond hij per expresse aan zijn medegedeputeer
den te Maaseyck.
Ook hier was men ten hoogste verbaasd, aangezien toch het be
sluit tot het beleg met 'eenparig sentiment', ook van Coehoorn
zelf, was genomen. In een vergadering, waarin de bezwaren werden
voorgelegd, werd echter tot voortzetting van het beleg besloten om
de volgende redenen
ie dat in Vlaanderen het gevaar momenteel als geweken mocht
worden beschouwd, 2e dat 'het point d'honneur van den Staat om
trent deze belegeringe al te zeer was geëngageert'3e dat Marlbo-
1 £3