want er is geen gedeputeerde meer komen opdagen, en de oplossing van het vraagstuk, hoe met vier leden het vereiste aantal van vijf stemmen te verkrijgen, bleef aan de vindingrijkheid der aanwezigen overgelaten. Als eerste wapenfeit valt op 4 September een weinig betekenende uitval met 60 man te vermelden naar een vooruitgeschoven post dicht onder het fort St Michel, die de generaal Fagel had laten be zetten. De commandant, een Engelse kapitein, ging de aanvallers in het open veld tegemoet, waarop zij na een 'décharge' terugtrokken. Het Franse artillerievuur had tengevolge, dat de volgende avond het dorp Blerik in brand geraakte x). Intussen kwamen toch de voorbe reidingen voor het eigenlijke beleg gereed. Zelfs Coehoorn had thans al zijn 'difficulteiten' laten varen, en was besloten, 'het werk met ernst bij de hand te nemen'. En was het eenmaal zo ver, dan duurde het meestal niet lang meer of de vesting verwisselde van eigenaar. Een overstelpend, nacht en dag aanhoudend, bombarde ment, dat de vijand niet op adem liet komen was zijn methode. In geen geval wilde hij de kans lopen van een gedwongen onderbreking van het artillerievuur, zoals bij Keizersweert, met alle gevolgen van dien, was voorgevallen. Vandaar ook, dat hij steeds, ondanks van welke zijde ook geoefende aandrang, weigerde, de loopgraven te openen aleer alle geschut, munitie en materialen ter plaatse of al thans de aanvoer verzekerd was, en alle nodige voorbereidingen waren getroffen. Wel haalde hij zich veelal het gemopper van leken in de belegeringskunst op de hals, die hem lastig en zwaar op de hand vonden, doch de snelle val van een gehele reeks vestingen is het beste bewijs voor de juistheid van zijn inzichten. Het openen der loopgraven zou oorspronkelijk op de 10e zijn geschied, doch werd op verlangen van Coehoorn nog een dag uit gesteld, en had dus plaats in de nacht van 11 op 12 September. Er werden drie 'attaques' gemaakt: een tegen het fort St Michel en twee tegen de stad, n.l. evenals bij Keizersweert boven- en benedenwaarts langs de rivier. Deze plaatsen toch werden bij rivier steden steeds als de zwakste beschouwd, enerzijds omdat de verdedi ger hier minder ruimte had voor opstelling van zijn geschut, ander zijds wegens de waterscheidingen, in de vorm van dammen of beren, welke nodig waren om het grachtwater op peil te houden, en die een acces vormden, dat veelal door aanslibbing werd verbreeden ten slotte ook omdat de aangevallen bastions van de overzijde flankerend konden worden beschoten. 155 Gedep. te velde aan St.Gl 5 September.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 181