zoals hij had voorgesteld, 10 kanonnen en 6 mortieren te mogen meenemen werden slechts twee stukken van licht kaliber toege staan, terwijl de vrije aftocht naar Antwerpen moest geschieden in plaats van naar Roermond. Overigens zou de uittocht op de eervolste wijze plaats hebben door de bres of de Keulse poort. Alleen de overlevenden van de bezetting van St Michel bleven in krijgsgevangenschap. De stad behield al haar rechten, privilegiën en 'costumen'. De St Joriskerk werd afgestaan ten behoeve van de her vormden de overige kerken bleven aan de rooms-katholieken. Ook zouden de pastoor en de 'ecclesiastique persoonen' van beide sexen blijven in hunnen 'functien en conventen' en in het bezit van hun goederen. In dit opzicht waren de voorwaarden de zelfde die ook reeds bij de inneming in 1632 waren toegestaan, zodat de St Joris kerk thans ten derden male van geloof verwisselde. Van verschillende zijden werden begerige blikken op de verover de veste geslagen. Reeds de 22e, nog vóór het parlementeren was begonnen, diende de Keizerlijke gezant, de graaf van Goes, een me morandum bij de Staten-Generaal in, volgens hetwelk Venlo, als tot de Spaanse Nederlanden behorende, aan het huis van Oostenrijk toe kwam; mitsdien werden de Staten uitgenodigd, de inwoners de eed van trouw aan de Keizer te doen afleggen, en het bestuur in handen te stellen van een door de Keizer aan te wijzen commissaris. Het verzoek werd in handen gesteld van de commissie van Gent, doch is voorlopig onbeantwoord gebleven 1). Grotere moeilijkheden maakte Pruisen. Markgraaf Albrecht van Brandenburg, een jongere broeder van koning Frederik i, deed mededeling, dat hij positieve orders uit Berlijn had, bezit van de poort te nemen, garnizoen in de stad te leggen, en de helft van alle artillerie, munitie en mondvoorraad op te eisen. In geval deze ver langens niet werden ingewilligd dreigde hij aanstonds met de Pruisi sche troepen te zullen afmarcheren. Na veel discussie ontweek men de moeilijkheid, door de poort door delen van alle aanwezige batal jons te doen bezetten, doch de volgende dag begon het gekibbel op nieuw. De prins van Nassau hakte toen de knoop door; hij stelde, in afwachting van de goedkeuring der Staten, de brigadier Reinier van der Beeck aan tot gouverneur, en legde, krachtens zijn in structie, vier bataljons in garnizoen, n.l. het Hollandse regiment van van der Beeck, de Hessen van Schenck, de Luneburgers van Wijhe en het Paltsische regiment van Rhebinder. Men hoopte nu maar, dat de markgraaf zijn bedreiging niet zou uitvoeren en ver- De memorie bij Lamberty II-228. l62

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 188