hieraan meegedaan, door Dopf bij het geven van orders op in het
oog lopende wijze te passeren x).
Er hing om hem een sfeer van wantrouwen, hoewel vreemde
vorsten zijn krijgskundige bekwaamheden op prijs wisten te stellen.
Zo ontving hij in September een uitnodiging van de keurvorst van
de Palts en Lodewijk van Baden om een 'keer' naar Landau te
doen voor besprekingen over een secours dat genoemde vorsten van
de Staten-Generaal hoopten te ontvangen. De gedeputeerden te
velde, die van de Staten de opdracht ontvingen, een instructie voor
deze missie te ontwerpen, verdachten Dopf er van, zich bij de
Duitse vorsten aangenaam te willen maken. Volgens hen liep hij met
het plan rond, na de veldtocht zijn ontslag te nemen (wat niet te ver
wonderen zou zijn) en, zo redeneerden zij, het zou hem, met het
oog op zijn prestige in Duitsland, niet onwelkom zijn, daar thans
aan het hoofd van een flink hulpkorps te verschijnen. Een en ander
deelden zij 'in confidentie' aan de Staten mede. Wat het secours be
treft, hiervoor voelden de gedeputeerden niet veelDopf kreeg op
dracht, algemene toezeggingen te doen en niet veel te beloven. Vol
gens de van 30 September daterende instructie moest hij zich 'zoo
ras doenlijk' naar Landau begeven en betogen dat thans geen secours
mogelijk was wegens de twee gelijktijdige belegeringen (Roermond
en Stevensweert) waarmee het leger de handen vol had. Hij moest
echter voorstellen, zodra mogelijk iemand naar Den Haag te zenden,
om, terwijl Marlborough daar nog aanwezig was, plannen te ma
ken voor de winterkwartieren en voor de veldtocht van het volgend
voorjaar 2).
Voor Boufflers bood de toestand niet dan sombere vooruitzich
ten. De goede kansen, in het begin van de veldtocht onbenut gelaten,
zijn niet teruggekomen. Het overwicht was thans voor goed aan de
zijde der tegenpartij. Er zat niet anders op dan lijdelijk toezien
en hij mocht van geluk spreken, dat het overmachtige geallieerde
veldleger in zijn rol van observatiekorps volhardde. Daarbij drukte
hem de te verwachten ontevredenheid van de koning welke, naar hij
kon vermoeden, door de hofstrategen te Versailles zou worden aan
gewakkerd.
Nu de diversie in Vlaanderen op niets was uitgelopen wilde hij,
om niet geheel werkeloos te blijven, een andere beproeven, weder
om vanuit Bonn. De aangewezen man hiervoor was als steeds Tal-
lard. Hij moest zich van Siegburg meester maken en van daaruit
het aan de Paltsgraaf toebehorende land van Berg brandschatten.
l68
x) Albemarle aan Heinsius, Maastricht, 2 September 1702.
2) Ged. te velde aan St.Gl, Lonaken 27, 30 September 1702, met bijlagen.