en Stevensweert te redden, kwam ook dit detachement enigszins als mosterd na de maaltijd, zodat voor de betrokken troepen ander em plooi gezocht diende te worden. De verrichtingen van dit korps zullen in het vervolg nog ter sprake komen x) Hetgeen van het leger van de prins van Nassau na aftrek van de detachementen en de in de drie Maasvestingen achtergelaten garni zoenen nog overbleef, n.l. 12 bataljons en 20 eskadrons, werd volgens order van de Staten-Generaal bij het 'grote leger' gevoegd. Voor de veldmaarschalk was de inneming van Roermond het laatste zijner wapenfeiten. Enkele dagen na de inneming was hij ziek geworden. De 12e vernemen wij, dat hij het transport naar de stad niet kon verdragen en de 17e October maakte de dood een eind aan zijn veeljarige en eervolle krijgsmansloopbaan. In 163^ geboren, was hij sedert 1668 in Staatse dienst, en reeds in April 1672 luit.- generaal der cavalerie. In deze laatste veldtocht waren teleurstelling en ergernis hem niet bespaard gebleven. Zijn achterstelling bij Marlborough, jonger in jaren, verreweg zijn mindere in krijgs- ervaring, en vreemdeling, moet voor hem, die de Republiek meer dan dertig jaar trouw gediend had, wel moeilijk te verduwen zijn geweest. Wij zagen reeds, dat zijn gezag over de andere bevelheb bers veel te wensen over liet, en dat allerlei zaken tegen zijn inzich ten waren geschied. Vooral met Athlone was hij het voortdurend oneens. Deze nam allerlei maatregelen met voorbijgaan van de veld maarschalk in kwesties waarin hij, volgens deze, hem had moeten kennen. Zo had hij onlangs nog de Fransen, die onder Nassau's bevel bij Venlo krijgsgevangen waren gemaakt, en naar Grave en Nijmegen waren gezonden, eigenmachtig naar het leger doen komen, over welke 'injurieuse indragt in zijn character' de veldmaarschalk zich heftig bij de Staten-Generaal beklaagde. Dat Tallard ongestraft het land van Berg had kunnen plunderen was volgens hem alleen aan Athlone te wijten 2). Toen zijn leger na de inneming van Roermond werd opgelost, hoopte hij op het gouverneurschap van Opper-Gelder, in plaats van de Spaanse gouverneur de Hornes. Aan Heinsius vroeg hij om steun voor een daartoe in te dienen verzoek, doch deze zaak had naar wij zagen weldra haar actualiteit verloren 3). De afscheidsbrief, die hij de dag voor zijn dood tot de Staten- Generaal richtte, vindt men met de brieven van rouwbeklag van de *7 5 Zie pag. 191; Seer. Res. St.Gl 12 October 1702. 2) Athlone aan St.Gl 8 October; Nassau id. 6 October; Geldermalsen aan Heinsius g en 10 October 1702. Volgens laatstgenoemd schrijven deden Obdam en Geldermalsen moeite de bestaande on enigheid bij te leggen, aangezien de dienst er zeer onder leed. 3) Nassau aan Heinsius, 8 October 1702.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 201