Hij wilde, om geen blijk van zwakte te geven, zo lang mogelijk
stand houden in de ietwat demonstratief vooruitgeschoven stelling
bij Tongeren, doch was zich bewust, dat zij niet zonder gevaar was
en bij een ernstige bedreiging spoedig ontruimd zou moeten worden.
Berwick zegt omtrent deze stelling'Nous nous étions avancés a
1 ongres pour observer les ennemis et faire semblant de vouloir les
empêcher de s'avancer d'avantage'.
De vraag was, wat te doen indien de geallieerden op Luik aan
rukten. Luik zelf, met haar £o ooo inwoners, was een open stad.
Verdedigbaar waren alleen de citadel en de Chartreuse die in 'rede
lijke staat' waren. Tijdens de laatste oorlog had Coehoorn de stad
als verschanste legerplaats ingericht door een uitgebreid stelsel van
tijdelijke versterkingen, waaraan 6 tot 8 maanden was gewerkt en
waarbinnen een aanzienlijke troepenmacht was gelegerd, doch thans
viel aan zodanige handelwijze niet te denken. De linies waren ver
vallen of geslecht en voor het aanleggen van nieuwe zou zeker geen
tijd worden gelaten. Daarbij kwam, dat het geaccidenteerde, door
verscheidene diepe valleien doorsneden terrein om Luik zich slecht
voor de verdediging leende - een ervaring die nog in Augustus 1914
is bevestigdterwijl een eventuele gedwongen terugtocht over de
Maasbruggen tot een debakel zou kunnen leiden. Een geschikte stel
ling om de vijand tussen Maastricht en Luik tot staan te brengen was
niet aanwezig, en stand houden onder de muren van Luik zou met
een bijna zekere nederlaag gelijk staan. Wat niet uit het oog mocht
worden verloren was ook, dat men, aldus handelende, kans liep, Bra
bant te verliezen. De geallieerden toch konden, met achterlating
van een observatiekorps bij Luik, zich tegen de Demer en het hart
der Zuidelijke Nederlanden wenden. Hier bevond zich geen enkele
verdedigbare stad, terwijl het gevaar van een opstand bij de vele
Oostenrijksgezinden, die vooral in de grote steden werden aange
troffen, allerminst denkbeeldig was. Om al deze redenen stelde
Boufflers voor, zo lang zulks zonder gevaar kon geschieden, in
de stelling bij Tongeren te blijven, teneinde de schijn te bewaren
van om Luik slag te willen leveren, maar noch hier, noch elders
een aanval af te wachten, en bij de eerste beweging van de vijand
naar omstandigheden te handelen, d.w.z. het leger in veiligheid
brengen.
De koning en de minister van oorlog Chamillart waren van an
dere mening. Ging Luik verloren, dan waren het volgend jaar Na
men en Luxemburg, de laatste vestingen die het Franse grondgebied
dekten, aan de beurt. Van nog meer belang was, dat alle verbinding
met Opper-Gelder en ten dele met Bonn zou zijn verbroken; de
177