de avond vóór de afmars had nog het restant van het korps van de
prins van Nassau, uit 12 bataljons en 20 eskadrons bestaande, zich
onder Obdam bij het leger aangesloten. Marlborough had evenals
Boufflers begrepen, dat de Fransen geen andere keus bleef dan
óf Luik, óf de verbindingen met Brabant prijs te geven. Hij verwacht
te het eerste, zoals ook geschiedde. Op het eerste bericht van het op
breken der geallieerden verliet Boufflers zijn stelling en trok over
Warem naar Montenaken, gereed om zich bij verdere bedreiging
achter de linies bij Orp-le-Petit te bergen. T'serclaes, die met
1 g eskadrons in de voorstad St Gillis lag, onttrok zich insgelijks
aan een botsing; hij marcheerde naar Trognée, een uur gaans van
Montenaken.
Beschouwen wij de marsroute der geallieerden, die de Jeker dicht
bij het fort St Pieter overstaken en verder tussen deze beek en de
Maas recht op Luik aan marcheerden, en anderzijds de stelling der
Fransen en de voornemens van Boufflers, dan is niet aan te nemen,
dat er deze dag ook maar enige kans op een slag zou hebben bestaan.
Het verhaal, dat de gedeputeerden wederom een overwinning zou
den hebben verhinderd, dat wij bij De Vrijer, Coxe, Taylor en in
navolging van beide laatstgenoemden, ook bij Churchill aantreffen,
moet dan ook naar het rijk der legenden worden verwezen. Volgens
het Oostenrijkse stafwerk 'Die Feldzüge des Prinzen Eugen von
Savoyen' zou de betreffende 'choc des opinions' in een voorafgaande
krijgsraad hebben plaats gehad, doch ook deze mededeling mist alle
grond. Noch de officiële, noch de meer vertrouwelijke brieven
maken van een dergelijke krijgsraad of conferentie gewag. Ook
Marlborough spreekt van het verdrijven van de Fransen uit Ton
geren, doch nergens van slag leveren. Het is zeer wel mogelijk, dat
hij dit laatste gewild had, doch men kon toenmaals slechts zelden
een tegenstander tot de slag dwingen, en Marlborough moet beter
dan wie ook hebben geweten, dat Boufflers zich zeker aan een be
slissing zou onttrekken.
Het geallieerde leger bezette voorlopig de naburige dorpen; wij
vinden in de Europische Mercurius aangetekend, dat Marlborough
zijn hoofdkwartier vestigde te Gerat (w.s. Cheratte), Athlone te
Jupille, de gedeputeerden te Vivenge en Coehoorn te Herstal.
Waarschijnlijk heeft de al of niet aanwezigheid van bruikbare kwar
tieren de doorslag gegeven bij deze nogal excentrische dislocatie.
Dezelfde avond nog maakten afgevaardigden van het Kapittel en
de magistraat hun opwachting bij de opperbevelhebber teneinde be
sprekingen te openen over een capitulatie, welke de volgende dag
werd getekend. De voorwaarden, welke men in de Europische Mer-
182