schap worden gedaan door middel van vreugdevuren, kanonschoten,
klokgelui en andere 'gewoonlycke tekenen van vreughde', terwijl
alle gouverneurs en commandeurs van frontierplaatsen werden aan
geschreven, het geschut op de wallen en de musketten van het
garnizoen driemaal te doen lossen. Twee dagen later (24 November)
werd nog besloten, dat in plaats van het distribueren van pektonnen
voor de huizen van leden der regering, voor de 'Vertreck-kamers'
van hunne Hoogmogenden een vuurwerk zou worden aangestoken.
De Haagse Vijverberg zag dan ook die avond een luisterrijk vreugde
vuur, met 'zinnebeeldige en daadwerkelijke voorstellingen'. Ook
begeerden de Staten dat de gehele dag of althans onder de predika
tiën een verbod zou gelden van 'allerlei handwerk en nering, mits
gaders het tappen, kaatsen, balslaan en dergelijke exercicien meer,
op zekere groote poenen daartegens te statueeren'.
Vatten wij onze eindindruk over de afgelopen veldtocht samen, dan
stemmen de goede geest, moreel en tucht der troepen het meest tot
voldoening. De infanterie had bij de bestormingen van Keizersweert,
het fort St Michel en de citadel van Luik, en hij de verdediging van
Hulst blijken van de grootste dapperheid gegeven. De artillerie
had onder mannen als Coehoorn, Verschuer en IJssel haar oude
roem gehandhaafd; ook de ruiterij had bij meer dan een gelegen
heid getoond, tegen die der tegenpartij opgewassen te zijn. Op
organisatorisch gebied waren enige leemten aan het licht gekomen,
voornamelijk wat aangaat het gebleken tekort aan ingenieurs en
artilleristen. Op aandrang van Coehoorn bracht de Raad van State
dan ook nog een tiental ingenieurs op de Staat van oorlog voor het
volgend jaar, terwijl ook de sterkte der compagnieën artillerie werd
uitgebreid. Over het strategisch beleid zal het oordeel der krijgs
kundigen, ondanks de bereikte belangrijke resultaten, niet onver
deeld gunstig luiden. Met name denken wij hier aan het belegeren
van Keizersweert zonder zich van de overmacht op de linker Rijn
oever te verzekeren, het uitblijven van de diversies van Coehoorn
en Athlone, welke dit bezwaar hadden moeten compenseren; het
langdurig dralen met de opmars in Brabant, en de passieve houding
van het veldleger tegenover een zwakkere tegenstander.
Voor een deel was de gebrekkige verdeling der bevoegdheden
aan een ander debet; het feitelijk gemis van een eenhoofdig opper
bevel, de vrees om zelfstandige beslissingen te nemen, dientenge
volge het vragen van orders in Den Haag, waar men de toestand niet
kon overzien en beoordelen, overdreven bezorgdheid voor het
grondgebied van de Staat, de schadelijke bemoeiingen van sommige
provinciën, tenslotte de onvermijdelijke wrijvingen van allerlei aard,
201