VERKLARING VAN ENIGE MILITAIR-TECHNISCHE TERMEN Attaque Complex van aanvals- en naderingswerken voor een vesting. Bedekte weg Ruimte tussen de gracht en het glacis. Bivak (bivakkeren) Legering van troepen in de open lucht. Bom Hol, gietijzeren projectiel van groot kaliber, door een tijd- buis ontstoken, uit mortieren verschoten. Communicatie (Spec.) Loopgraaf voor achterwaartse verbinding. Crochet Omgebogen uiteinde van een loopgraaf, tegen flankaanval. Cunette Ondiepe natte gracht in een droge gracht. Enfileren Beschieten van een vijandelijk werk in de lengterichting. Fascines Takkebossen van bepaalde lengte. Fausse-braie Lage voormuur voor de hoofdwal. Flêche (Meestal) Loopgraaf aan de voet van het glacis. Gabion Grote schanskorf. Galerij Dam voor grachtovergang, veelal overdekt. Ookmijn gang- Grisons Zwitserse soldaten, uit Graubünderland afkomstig. Hoornwerk Groot, ver vooruitspringend buitenwerk, door evenwijdige flanken met de vesting verbonden. Houwitser Kort kanon, tot het verschieten van granaten. Kamperen Legeren van troepen onder tenten. Kantonneren Legeren in bewoonde plaatsen. Kartouw Zwaar kanon, voornamelijk voor bresschieten. Kat of cavalier Ophoging voor geschut- of geweervuur. Kogel (Voor geschut) Bolvormig, massief, gietijzeren projectiel. Somtijds gloeiend gemaakt voor brandstichting. Lunet Buitenwerk, in de keel open, meestal bestaande uit twee faces. Parallel Loopgraaf evenwijdig aan het aangevallen front. Redan Klein veldwerk, aan de achterzijde open. Redoute Aan alle zijden gesloten aardwerk, al of niet bemuurd. Rendez-vous V erzamelplaats Retranchement Algemeen voor verschansing. (Spec.) Afsnijding in een bastion. Sappe Al of niet overdekte loopgraaf voor nadering op korte af stand van een vesting. Tamboer Klein verdedigingswerk, uit palissaden bestaande. Tenaille In het algemeenaardwerk, bestaande uit elkaar bestrij kende takken. XIX

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 23