De i e September viel ook het fort St Catharina, na een beschieting
door twee achttienponders. De vorige dag hadden de bombardeer
galjoten er reeds een ioo-tal bommen in geworpen, wat veel tot
de spoedige overgaaf bijdroeg. De commandant had bij de sommatie
een 'onbeleefd' antwoord gegeven; derhalve was er opdracht ge
geven, hem in de poort op te hangen en de bezetting over de kling
te jagen. De gouverneur onttrok zich echter aan deze rechtspleging
door zich tijdig uit de voeten te maken, en de manschappen, waar
van enigen waren gesneuveld, werden n'en déplaise het gegeven
bevel krijgsgevangen.
Hiermee was de toegang tot de haven echter nog niet geopend.
Er lagen 3 a 4 Franse oorlogschepen en 8 galeien; de haveningang
was d.m.v. zinkschepen versperd en werd door het vuur van twee
forten verdedigd. De 3e kregen 10 Engelse en 6 Hollandse schepen
onder Fairborne bevel, de havenmond te forcerenhet werd echter
voordat met de uitvoering een aanvang was gemaakt, weer inge
trokken. In het algemeen getuigt het beleid bij deze expeditie van
weinig voortvarendheid; eerst de 8e September ging men over tot
een actie tegen het fort Matagorda, nadat 1600 Engelsen en 800
Nederlanders onder Sparre de San Pedro waren overgestoken.
Hier boden de Spanjaarden voor het eerst krachtige tegenstand.
Het opwerpen der batterijen bleek aan grote bezwaren onderhevig
wegens de moerassige grond, en de belegeraars werden geducht
bestookt door het vuur der galeien, zowel als van het fort. De
Engelsen verloren hier de kolonel Colombine en de kwartier
meester-generaal Thomas Smith, hoewel elders, vergoeilijkend,
wordt bericht, dat er 'geen zestig' gesneuveld waren, en 'evenveel'
gekwetst. De 16e werd besloten, het beleg op te breken; de 2^e
scheepte het gehele landingsleger zich wederom in te La Rota,
na alle magazijnen en maritieme inrichtingen te Puerto Real, Santa
Maria en La Rota te hebben verbrand. De expeditie vond aldus
een weinig glorieus einde. Aan de zaak der Grote Alliantie deed
zij grote schade. Niet alleen was van enige toenadering van de
zijde der bevolking niets gebleken, maar de kans hierop was voor
het toekomstige nog sterk verminderd tengevolge van de ergerlijke
plunderingen, waaraan officieren en soldaten zich hadden schuldig
gemaakt1).
Ook de propagandaoorlog, die met de inval gepaard was gegaan,
in de vorm van duizenden strooibiljetten, alsmede een Declaratie
x) Verscheidene Hollandse kooplieden, o.a. lakenkopers uit Leiden, leden schade doordat
goederen werden geroofd welke door hen aan Spanjaarden te Santa Maria en elders in commissie
waren gegeven.
204