sards moest worden afgezonderd was een betreurenswaardige doch noodzakelijke schadepost voor de Franse operatiën. Aan de Bovenrijn werd een geduchte macht verzameld: 90 batal jons en 130 eskadrons zouden hier optreden. Slechts het kleinste ge deelte hiervan, 40 bataljons en go eskadrons, zou onder de bekwame en energieke Villars, naar Beieren doordringen en zich daar met de troepen van de keurvorst verenigen. Hoe men daarna zou handelen was niet tevoren bepaald: voorlopig werd de vereniging niet als middel doch als doel beschouwd. De rest van de genoemde mobiele strijdmacht had als taak, de Franse grenzen te bewaken, Lodewijk van Baden aan de Rijn vast te houden en zo mogelijk een of meer vestingen te veroveren, waarvoor het onlangs verloren Landau het meest in aanmerking kwam. Een voor die tijden karakteristiek mengsel alzo van defensieve en offensieve opdrachten, waarvoor echter, tegenover de povere strijdkrachten van de tegenstander, een rijkelijk voldoende macht werd afgezonderd, vooral indien men bedenkt dat ook nog een veertigtal garnizoensbataljons aan wezig was 2). Wat de sterkte der Frans-Spaanse troepen in de Nederlanden aangaat zijn de opgaven als gewoonlijk tegenstrijdig. Het veiligst kan men zich wellicht houden aan de lijst der winterkwartieren voor 1702/03 die 186 bataljons en 142 eskadrons vermeldt2)deze opgaaf komt vrijwel overeen met wat wij in Juni 1703 omtrent de sterkte vernemen. Zij bedroeg toen 179 bataljons en 141 eskadrons3). Slechts een goede 100 bataljons konden als mobiel beschouwd worden, waarvan het eigenlijke veldleger er 70 telde, de rest was aan liniën en vestingen vastgeklonken. Aan de zijde der Grote Alliantie bestond alleen tussen de Re publiek en Engeland een nauwe samenwerking, afgezien van ver schillende kleine wrijvingen, waartoe iedere bondgenootschappe lijke oorlog nu eenmaal aanleiding geeft. Oostenrijk daarentegen voerde de krijg vrijwel op eigen hand. Van een gemeenschappelijke oorlogsraad was geen sprake; het contact had plaats door diplo matieke briefwisseling en vertogen der wederzijdse gezanten. De zeemogendheden drongen aan op zo groot mogelijke toegevendheid ten opzichte van de Hongaren, teneinde het gevaar aan die zijde te verminderen; voorts op concessies aan de hertog van Savoye, om diens afval van de zaak der Bourbons te bespoedigen. De 21 5 Over de Franse operatieplannen: Pelet III-£, 147, 371 vlg.'Mémoire ou projet pour l'ouverture de la campagne' (Januari 1703): p. 721 vlg. 2) Pelet II-630 vlg. 3) 'État des troupes de campagne et de garnison, depuis la mer jusqu'a Luxembourg', 17 Juni 1703, bij Pelet III-757 vlg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 241