keizer verlangde zijnerzijds het optreden van een vloot in de Middellandse zee en voorts volgde, naarmate de loop der gebeurte nissen hiertoe aanleiding gaf, een reeks van verzoeken om hulp aan de Bovenrijn. Een levendig contact bestond voorts met Pruisen en de verdere Duitse bondgenoten. Zij konden zich zo nodig rechtstreeks tot de aan de Rijn opererende bevelhebber wenden, doch ook hier was de afstand tot Den Haag, vanwaar alle belangrijke beslissingen moesten komen, een belemmering voor een vlotte gang van zaken. De keizerlijke strijdkrachten zouden zich dit jaar in Italië tot een verdedigende houding bepalen; in Zuid-Duitsland daarentegen, ge zamenlijk met de Duitse rijkscontingenten, aanvallend handelen, en wel met drie legers: één ervan zou, onder graaf Schlick, vanuit Passau in Beieren doordringen, een tweede, onder graaf Gschwind, hetzelfde doen vanuit Tyrol, terwijl een derde leger, onder com mando van de graaf van Limburg-Stirum, van de Boven-Palts uit zou opereren. Het doel was, de Beierse keurvorst tot onderwerping te brengen vóór de vereniging met de Franse bondgenoot zou zijn tot stand gekomen x). Dit laatste te beletten was de taak van prins Lodewijk van Ba den. Een gemakkelijke opdracht had hij hieraan niet. De Elzas im mers dringt hier als een wig in het Duitse land, en hij had ook reke ning te houden met de verdediging van de Rijnpalts, waartoe de linie van de Lauter en het kort hierachter gelegen Landau van een voldoende bezetting moesten zijn voorzien. Zuidelijker was de om streeks i go km lange Rijngrens in feite niet te verdedigen. De voor naamste barrière vormde hier het Zwarte Woud, terwijl de ruimte tussen dit laatste en de Rijn bij Buhl werd afgesloten door de z.g. linie van Stolhofen. Door het Zwarte Woud voerden weliswaar slechts enkele voor voertuigen en artillerie bruikbare passen, doch anderzijds was het in het bergland moeilijk, te rechter tijd een vol doende macht op het bedreigde punt samen te trekken, zodat ook hier de verdediger voor geen eenvoudige taak stond. Op het Noordelijk oorlogstoneel stond vrijwel vast, dat de krijgs verrichtingen met het beleg van Bonn zouden aanvangen 2). Feitelijk x) 'Feldzüge des Prinzen Eugen von Savoyen', I Serie, V Band, p. $t; vlg. (Verder aangehaald als 'Feldzüge'). 2) Marlborough voelde weinig voor het beleg van Bonn, doch schikte zich in het onvermijdelijke Brieven aan Godolphin van 3 en 20 April, bij Coxe I-178Coehoorn stelde kort voor de aanvang van het beleg nog voor, het uit te stellen tot het einde van de veldtocht: zie aldaar. Marlborough zou liever met een onderneming tegen Antwerpen of Oostende zijn begonnen: Churchill I-6$o. Hij en Coehoorn gingen het vorig jaar reeds om met een 'dessein' op Oostende, waartegen de Staten zich hadden verzet uit vrees dat de Engelsen zich van deze havenstad zouden meester maken: Slingelandt aan Hop, 20 Juni 1703 (St.Gl 8217). 2l6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 242