gold het hier slechts de voortzetting van de in November afgebroken
campagne. De val van Rijnberk, waar reeds groot gebrek aan levens
middelen heerste, was een kwestie van tijd en evenzeer die van het
door omringende moerassen zeer sterke Gelder. De Franse positie
aan de Midden- en Benedenrijn zou alsdan volledig zijn weggevaagd.
Evenmin als het vorig jaar ging men dus te velde met de opzet,
het Franse veldleger op te zoeken en te verslaan. Ook na de te ver
wachten val van Bonn stond een dergelijke handelwijze niet op het
programma. Daarentegen schijnt reeds vroeg het plan bestaan te
hebben, Antwerpen te belegeren. In de stukken wordt hierover,
ietwat geheimzinnig, gesproken als 'het grote dessein'. Hoe het
hiermee verliep zal in het vervolg ter sprake komen.
TOEBEREIDSELEN TOT DE VELDTOCHT
In de Republiek werden de voorbereidingen voor een nieuwe
campagne reeds vroeg en met kracht ter hand genomen. De afgelo
pen veldtocht had echter, gelijk in elke oorlog pleegt te geschieden,
verschillende leemten aan het licht gebracht, waarin voorzien dien
de te worden. Toen dan ook de Raad van State in December de
Staat van oorlog indiende, stelde hij tevens in de bijbehorende me
morie van toelichting een aantal verbeteringen voor, die een meer
blijvend karakter zouden dragen x).
Zo zou, op voorstel van Coehoorn, de sterkte der 8 compag
nieën artillerie tot 188 man worden vergroot, terwijl, eveneens op
raad van Coehoorn, het aantal ingenieurs zou worden uitgebreid.
De noodzakelijkheid van een en ander was, zoals men zich herin
nert, ten duidelijkste gebleken. Een compagnie guides werd aan
genomen, ten behoeve van het innen der contributie en hiermee
gepaard gaande verkenningen. De manschappen ervan werden in de
Zuidelijke Nederlanden gerecruteerd, met het oog op de voor deze
diensten noodzakelijke terreinkennis, waaraan, bij het schaarse en
gebrekkige kaartenmateriaal, nog meer behoefte bestond dan tegen
woordig. De z.g. onderstaven der regimenten, nl. de adjudanten,
provoosten, chirurgijns en kwartiermeesters, zouden voortaan per
manent zijn, zodat in deze een meer moderne toestand werd ge-
HOOFDSTUK II
1) St.G1 4997, 4e lias lopende 1702, 12 December.
217