buties in het Luxemburgse afgestaan, waarover Pruisen zich moest verstaan met de keurvorst van de Palts, die hierop eveneens aanspraken deed gelden. Deze laatste kwam nu met het voorstel, de contributies in beide gewesten aan de keizer, zijn schoonvader, af te staan tot aanvulling van diens berooide financiën. Eerst na veel gehaspel kwam een voorlopige regeling tot stand. Veel was er wederom te doen over het testament van Willem iii, waarvan de Staten-Generaal tot 'executeurs' waren benoemd en waarbij de be langen der Republiek ten nauwste waren betrokken. Toen de koning zich van enkele delen der nalatenschap had meester gemaakt, wist de moeder van Johan Willem Friso, Amalia van Anhalt- Dessau, voor de rechten van haar nog onmondige zoon opkomende, hiertegen rechtsingang bij het Hof van Holland te verkrijgen. Het gevolg was dat het Hof beslag liet leggen op het paleis in het Noord einde in Den Haag, dat mede tot de betwiste goederen behoorde, terwijl zekere Jan Schaepman, als eerste deurwaarder van het Hof, de koning 'gelastte en beval' de aangebrachte 'obstakels' op eigen kosten te verwijderen en zich van verder eigenmachtig op treden te onthouden. Voorts werd koning Frederik i bij deurwaardersexploit tegen 30 April voor het Hof van Holland gedaagdhet werd bij klokkenslag afgekondigd te Woerden, de grensstad, zoals vanouds gebruikelijk was tegenover afwezigen en voortvluchtige bandieten. Dat de stem ming van de koning er door dit voorval niet op verbeterde is gemak kelijk in te zien. Wij moeten de lezer echter het verhaal besparen van de verdere phasen der erfeniskwestie, die eerst in 1732 haar beslag kreeg. In een reeks van memories werden nog allerlei andere desiderata van de koning ter sprake gebracht, welke o.a. betrekking hadden op Meurs, waar de Staten weigerden hun garnizoen terug te trekken, op de in 1689 in Bonn veroverde kanonnen, op vergoeding voor de munitie, die uit het magazijn te Wezel voor het beleg van Keizers- weert was geleverd en van een som van 65 000 gulden, die Frederik 1 nog uit de vorige oorlog te vorderen had. Tenslotte vroeg de koning de medewerking der Staten tot een 'executie' in Hene gouwen, wegens een oude vordering op de Spaanse koning. Voegt men hierbij nog enig geharrewar over requisities en paspoorten in Opper-Gelder, dan heeft men een indruk van de beslommeringen welke de betrekkingen met de Pruisische koning alzo meebrach ten x) Lamberty II- 3 59 vlg. 222

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 248