magne'. Hierin werden vier punten voorgesteld, n.l. bespoedigen van de mars van de i bataljons naar de Bovenrijn, idem van het beleg van Bonn, zo nodig versterking van het korps van Ouwerkerk aan de Moezel, en het formeren van een leger bij Maastricht. Aan het eerste voldeden de Staten althans in zoverre, dat Ouwerkerk de ^e Maart werd aangeschreven, het detachement van Goor met of zonder Hessen en Luneburgers te doen vertrekken x). Goor was toen reeds vijf dagen onderweg. In allen gevalle is duidelijk, dat diens komst ver van overbodig was. Het gehele jaar door zouden de pessimistische berichten uit Duitsland aanhouden. De verdere wederwaardigheden van Goor en zijn detachement moeten wij echter tot een der volgende hoofd stukken bewaren. Onder invloed van de ongunstige berichten uit Duitsland, de actie van Tallard aan de Moezel en de zending van Rhebinder werden de 7e Maart 83 regimenten infanterie aangeschreven, zich gereed te maken om te velde te gaan. Als een teken van de ontstane ongerustheid moet ook beschouwd worden, dat plannen werden geopperd tot het doen van diversies in Vlaanderen zowel als aan de Maaskant. Voor het eerste werd Coehoorn, voor het tweede Tilly, die te Luik commandeerde, aangeschreven om bericht, be schouwingen en raad. Coehoorn werd verzocht naar Den Haag te komen, om te overleggen 'off niet ietwes in Brabant of Vlaanderen te ondernemen is'. Zijn 'indispositie' belette hem, aan het verzoek gevolg te geven, doch hij gaf als zijn mening te kennen dat een diver sie, die dan in het forceren van de linies of iets dergelijks zou moeten bestaan, in het huidige seizoen nog niet mogelijk was. Hij hoopte, zodra zijn gezondheidstoestand zulks toeliet, over te komen om dit nader uit te leggen en dan tevens zijn consideratiën aangaande 'het generale werck van de aanstaande campagne', voor te dragen. Iets minder afwijzend was het antwoord van Tilly. Hij zag kans, met een deel van de garnizoenen van Luik,Tongeren en Maastricht de linies te overvallen en een gedeelte te slechten, mits het weer goed bleef en het niet te sterk vroor. Ook had hij een plan voor een aanval op Hoey ontworpen. Doch intussen ontvingen de Staten de tijding van het terugtrekken van Tallard, hetgeen de urgentie der diversies aanmerkelijk deed slinken, zodat noch van het een noch van het ander iets gekomen is 2). Rhebinder a.d. St.Gl, Den Haag, j Maart; Seer. Res. St.Gl j Maart. 2) Seer. Res. St.Gl 7, 9, 10 Maart; Coehoorn a.d. St.Gl, Hulst, 12 Maart; Tilly aan id., Luik, 13 Maart. Van Tilly zijn waarschijnlijk de 'Consideratiën aangaande het beleg van Huy, 6 Februari 1703' (R.v.St. 1897). 229

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 255