deeld het Westerwoud en de omliggende vorsten 1/5; van de overi ge vier vijfden kwamen op Keulen en Trier, in onderling overleg te regelen, 2/3, op Gulik en Berg 1f3. Geleverd zouden worden200 paarden, 6000 pioniers, 2000 klaf- ters hout, 40 000 bossen stro, 400 000 gewone fascines, $o 000 grote re fascines, 1 o 000 saucissen (grote fascines), 20 000 gabions of grote schanskorven, 400 karren voor het vervoer van fascines, en joo andere karren. Deze specificatie verraadt een ontwerper die niet van halve maatregelen houdt: zij is dan ook van Coehoorn afkomstig T). Te midden van de zorgen voor de aanstaande veldtocht hadden de Staten nog andere moeilijkheden op te lossen. Hiertoe behoorde allereerst de bezetting der hogere generaalsplaatsen. Athlone was kort na zijn terugkeer van de conferentie te Wezel in het begin van Februari aan een beroerte gestorven. Een verdien stelijk krijgsman was met hem heengegaan, hoewel de meningen dienaangaande uiteenliepen. Marlborough, die zoals men weet weinig sympathie voor de overledene koesterde, noemt niettemin in zijn brief aan Heinsius zijn dood een groot 'contre-tems'. Dopf spreekt van een groot verlies 'pour la familie' 2). Hoe het zij, het leger was thans zonder veldmaarschalk, en men achtte het nodig, in deze leemte te voorzien. In aanmerking kwamen de twee oudste luit.-generaals, Obdam en Ouwerkerk. Zij konden ongeveer gelij ke rechten doen gelden, en reeds het vorig jaar was er rivaliteit tus sen beiden geweest inzake het bevelhebberschap voor Venlo. Beiden hadden een veeljarige en eervolle militaire loopbaan achter de rug; beiden behoorden tot de alleraanzienlijkste families in den lande; beiden waren, als alle officieren in die tijd, lichtgeraakt op het ge bied van bevordering en prioriteit. In vroegere tijden was er een eerste en een tweede veldmaarschalk geweest, maar thans zou dit slechts het verplaatsen van de moeilijkheid hebben betekend. Het eind was dat de Staten, om geen van beiden voor het hoofd te stoten, besloten, voorlopig geen veldmaarschalk te benoemen. Doch even min ging het aan, de een onder de ander te laten dienen. Hier was echter de oplossing eenvoudig, doordat immers twee legers nodig waren. Zowel Obdam als Ouwerkerk werden als bevelhebber van een leger aangewezen: eerstgenoemde zou onder Marlborough de Staatse troepen voor Bonn commanderen, Ouwerkerk kreeg het bevel over het observatieleger bij Maastricht. Seer. Res. St.Gl 26 Maart; Fagel a.d. St.Gl, Dusseldorp 6 April, Keulen 10, 11, 13 April (St.Gl 71^8). 2) Marlborough aan Heinsius, Londen 13, 16 Februari (V. 't Hoff nrs 89, 90); Dopf aan Heinsius, Keulen, 16 Februari (Heins. arch. 831). 232

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 258