eeuws steenstuk niet meegerekend), twee ijzeren houwitsers, mortieren, 6 kleine ijzeren 'vuurmuysers' (w.s. kleine mortieren) en 11 dubbelhaken. Het geheel is zeer heterogeen, terwijl het lichte geschut sterk overheerst; slechts 6 kanonnen zijn van 12 pond of zwaarder en er zijn nauwelijks drie stukken van dezelfde soort x). De sterkte van het insluitingsleger bedroeg tenminste 38 bataljons infanterie en ongeveer £0 eskadrons ruiterij. Onder de bataljons voetvolk waren 14 Nederlandse, 6 Pruisische (w.v. 1 in soldij van de koning, 2 van de Westfaalse Kreits en 3 van de Republiek en En geland), 4 Munsterse, 6 Hessische, 2 Deense (deze in gemeenschap pelijk Nederlands-Engelse dienst), 2 van de Westfaalse Kreits, 3 Luneburgse en 1 van Osnabrugge. De juiste samenstelling der ruiterij is uit onze archivalia niet op te maken 2). Omtrent de artillerie vinden wij uiteenlopende opgavensom mige blijkbaar overdreven. Onder de ingekomen brieven van de Raad van State bevindt zich echter een 'Lijst van de artillerie, geweest in de expeditie voor Bonn' 3). Zij bevat 88 kanonnen, 30 houwitsers en mortieren en niet minder dan 300 handmortieren. Van deze stukken waren bij het einde van het beleg 1 halve kar touwen en 1 veldstuk van 12 pond onbekwaam, hetzij door eigen vuur, hetzij door vernagelen bij een uitval. Verschillende Duitse vorsten droegen tot de artillerie bijeen opgaaf hieromtrent vindt men bij De Vrijer (Dl. I bijlage XII) n.l.de Palts, Hessen-Kassei en Trier, die gezamenlijk 29 kanonnen en 6 mortieren zouden hebben geleverd, en wat de Palts aangaat nog 200 handmortieren. Ook de stad Keulen schijnt enig geschut te hebben geleverd 4). Tussen 28 April en 1 Mei bereikten de ongeveer 200 vaartuigen met artillerie en talloze andere benodigdheden successievelijk de plaats van bestemming. Bij Rheindorf, benedenwaarts van de stad, werd een schipbrug gelegd, die de beide delen van het insluitings leger verbond. Het legerkamp had de vorm van een grote cirkel met het centrum der stad als middelpuntde tenten lagen omstreeks ï1/^ km van de buitenwerken verwijderd. Marlborough en Obdam St.Gl 8216: Lijst van artillerie en munitie, gevonden in Bonn, 17 Mei 1703. Nog enige andere lijsten worden hier aangetroffen, o.a. een 'Memorie van de Principaelste Artilleriebehoeftens ge- consumeert in de belegeringh voor Bon 1703' (Bijlage 21). 2) St.Gl 7154: lijsten, gedateerd 20 Mei; St.Gl 8216: Hop aan St.Gl 29 Mei. Uit deze stukken blijkt, dat na het beleg 19 bataljons naar Bergen op Zoom werden gezonden, 5 naar de blokkade van Gelder, 2 bleven in Bonn, terwijl tijdens en kort na het beleg 12 bataljons naar de Maas zijn ver trokken; tezamen dus 38 bataljons. Volgens een brief van Hop aan Heinsius van 22 April (Heins. arch. 849) bedroeg de sterkte van het leger aan de Rijn ongeveer 40 bataljons en 5o eskadrons. Volgens De Vrijer (I-346) en 'Feldzüge' (V-624) was de sterkte 40 bataljons en 60 eskadrons. 3) R.v.St. 645-zie bijlage 20. 4) Zie pag. 235 noot 4. 242

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 270