prins van Hessen-Kassel, met de generaal-majoors Tettau en de
prins van Anhalt-Zerbst, en als directeur der approches de direc
teur Hazard. De derde attaque, die van Hessen en Trier, werd be
stuurd door de generaal-majoor van Dedem, onder wie o.a. de
brigadier Dohna, en als directeur der approches wordt genoemd de
kolonel Reinhardt. Zij was tegen het bovenstrooms aan de Rijn
grenzende front gericht. Na de inneming van het fort werd het
commando hier overgenomen door Fagel 1).
Overigens berustte de technische en artilleristische leiding van
het gehele beleg bij Coehoorn. De Staatse artillerie werd wederom
gecommandeerd door de kolonel Otto Christoffel van Ver-
schuer; onder deze dienden de luitenant-kolonel Hendrik ijssel
en als kapitein zijn zoon Philip Willem van Verschuer. Alle
drie, doch vooral de eerstgenoemde, hebben in de Nederlandse
artillerie een roemrijke naam nagelaten 2).
Voor iedere attaque werden, naar Rousset meedeelt, 12 regi
menten bestemd, die de 27e April aanwezig waren. Die dag arri
veerde, volgens dezelfde schrijver, de schipbrug bij Coblenz;
de 28e de Hessische, de 29e de Munsterse infanterie. De 30e
begon men met het ontschepen van het geschut, waarmee men de
2e Mei gereed was. Intussen was ook de ie de Hessische ruiterij
aangekomen. Deze dagen werden verder besteed aan het bijeen
brengen van fascines en andere materialen voor de attaques, en
de 3e werden de gereedschappen voor het openen der loopgraven
uitgedeeld.
Vóór deze werden geopend is overigens weinig van belang voor
gevallen. Alleen de Europische Mercurius maakt melding van een
uitval uit het fort in de nacht van de 26e April, welke met groot
verlies voor de Fransen werd teruggewezen, doch daar geen enkele
andere bron van dit gevecht gewaagt, kan het bezwaarlijk van veel
betekenis zijn geweest.
In de nacht van 3 op 4 Mei werden gelijktijdig op alle drie de
attaques de loopgraven geopend, tegen het fort door 1 200, tegen het
Noordelijk front door 800, tegen dat van Dedem door 600 arbeiders
onder commando van een luitenant-kolonel en met vrij sterke en-
cadrering van officieren en kader. Bij elke attaque waren zoals steeds
de loopgraven van tevoren getraceerd, en een directeur van de ap-
2 44
Een plattegrond van het beleg in de Eur. Mercurius.
Voorts o.a. het 'Journaal van de Belegeringh van Bonn van 3 tot 8 Mei', door Obdam aan de R v S
gezonden op laatstgenoemde datum (R.v.St. 646), welks inhoud is overgenomen door de Europ
Mercurius.
Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, deel II; Kuipers, 'Geschiedenis der Nederlandsche Artillerie'
lil-2 O Vlg., 72 vlg.