proches stelde de manschappen persoonlijk op voor het ingraven. Bescherming werd verleend op het front van Hessen-Kassel door 4 bataljons en 300 ruiters, op de beide andere door 3 bataljons en 200 ruiters. Bij de attaque tegen het fort hadden de werkers geluk, door dat de Fransen te laat bemerkten wat er gaande was. Zij werden eerst gewaarschuwd doordat per ongeluk het roer van een muske tier afging, en begonnen toen wel een hevig vuur, doch dat niet meer dan 7 of 8 gewonden veroorzaakte. Bij Hessen-Kassel waren de verliezen iets zwaarder, nl. 10 doden en 11 gewonden. Dedem meldt slechts één gewonde en ook voor de volgende dagen 'weynigh verlies van volck'. Nadat de loopgraven eenmaal geopend waren onderhield de vijand natuurlijk nacht en dag een 'continueel' vuur uit geschut en muskettentot en met de 7e zijn de hierdoor veroorzaak te verliezen bekendzij bedroegen op het front van Fagel i 3 doden en 38 gekwetsten, op dat van Hessen-Kassel 17 doden en waar schijnlijk een ongeveer gelijk aantal gewonden. Het was echter de Fransen niet in de eerste plaats om het toebrengen van verliezen, maar om het vertragen van de werken te doen. Men bemerkt echter niet dat deze werkelijk in enigszins belangrijke mate belemmerd zijn geworden. In vergelijking met de uitgestrekte parallellen welke de aanvals- wijze van Vauban kenmerkten, besloegen de attaques voor Bonn slechts een smal frontdie van Dedem en Hessen-Kassel niet meer dan een 300 pas; dat van Fagel was langer en omvatte twee zijden van het fort. Opmerking verdient ook dat aan de Hollandse attaque van een opvolgend vooruitbrengen der loopgraven geen sprake is. Slechts één loopgraaf werd aangelegd, die tevens de uitgangsstelling was voor de stormaanval. Een nadering voet voor voet volgens het systeem-Vauban, met sappes, bekroning van het glacis, grachtafdaling en galerijen, was hier dan ook niet aan de ordeCoehoorns aanvalswijze kende slechts artilleristische voorbereiding en bestorming. Wat het eerstgenoemde betreft maakte de gouverneur zich niet ten onrechte ongerust over de eventuele gevolgen voor de aan zijn hoede toevertrouwde stad. In een brief, de 4e tot de hertog van Marlborough gericht, vroeg of liever eiste hij dat kerken en openbare gebouwen zouden worden ontzien volgens het ten vorigen jare met de Palts gesloten verdrag, onder bedreiging met represail les die de keurvorst van Beieren zou kunnen nemen tegen het onlangs door hem ingenomen Neuburg. Marlborough beloofde inderdaad, dergelijke gebouwen te zullen ontzien, onder voorbe houd van door verdwaalde kogels of bommen aangerichte schade, 245

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 273