'encore que nous nous croyons en droit de nous servir de toutes sor-
tes de voies legitimes pour parvenir a notre but', en wees overigens
het dreigement af onder verwijzing naar tegenmaatregelen, waartoe
de bondgenoten zo nodig zouden overgaan. Inderdaad schijnt Coe-
hoorn omstreeks de i ie, toen de artilleriewerking op volle kracht
tegen de stad stond te beginnen, gelast te hebben, dat wel op de bat
terijen en werken, maar niet op de stad mocht worden gebombar
deerd 1).
Reeds in de nacht, volgende op die waarin de loopgraven waren
geopend, begon men het werk aan de batterijen welke het fort
Bourgogne zouden bedwingen. Het in batterij brengen der stukken
diende natuurlijk des nachts te geschieden; een tegenvaller was het
daarom dat de paarden, die hiertoe van landswege waren geleverd,
alle hengsten waren, die 'een groot geraas in de nagt maacken, daar
alles in stilte behoorde te geschieden'. Toen Coehoorn dan ook
om 200 andere paarden vroeg aan de Raad van State, beschikte deze
dat hij de equipage-paarden van de generaals en andere officieren
mocht gebruiken. Met deze schijnt Coehoorn zich dan ook maar
beholpen te hebben 2). In de loop van de 7 e Mei dus na drie nach
ten en ruim twee dagen werk, kon begonnen worden het geschut
op de batterijen te planten. De aanval gold voornamelijk het Noor
delijk bastion van het fort. Hiertegenover werd de grote bresbatterij
van 3 1 halve kartouwen geplant, op ongeveer joom afstand. Meer
Zuidelijk werd een tweede batterij aangelegd van 12 kanonnen van
12 pond, 18 houwitsers en 12 mortieren3). Deze stond op onge
veer de halve schootsafstand, gerekend naar die van de hoofdbatterij.
Een derde batterij, slechts 6 kanonnen tellende, had speciaal ten
doel de gierpont te beschieten, waarmee des namiddags van de 7e
een begin werd gemaakt.
Tegen de stad werd, althans aanvankelijk, veel minder artillerie in
stelling gebracht, nl. op het Noordelijk front 12 kanonnen en 6 mor
tieren, op het Zuidelijk dezelfde aantallen met nog 6 houwitsers. Op
het eerstgenoemde front werkte men tevens aan een borstwering tot
dekking der cavalerie.
De verdediging bleef intussen geheel passiefuitvallen kon de be
trekkelijk zwakke bezetting zich bezwaarlijk veroorloven. Alleen in
de nacht van de ge kwam een zwakke partij uit het fort de geallieerde
246
Hop aan R.v.St., leger voor Bonn, 8 Mei (St.Gl 8216); brief uit het leger van 11 Mei (Eur.
Mere. 282).
2) St.Gl 8216 (Extract Res. R.v.St. 29 April 1703).
8) Aldus vlg. de plattegrond in de Eur. Merc. (cf. het op pag. 244, noot 1 vermelde journaal).
De kaart van het beleg, aanwezig in de collectie der Kon. Bibliotheek, wijkt in sommige opzichten
af van die in de Eur. Mere.