De val van het fort brengt de beslissing een belangrijke schrede
nader. Natuurlijk zou het gemakkelijk geweest zijn, de stadsmuur
aan de Rijnkant te vernielen, doch een aanval over de rivier lag niet
in de bedoeling van Coehoorn. Het ging er slechts om, de beide
aangevallen fronten nu ook met flankerend vuur te overstelpen en
tevens bres te schieten in de bekledingsmuren van de hoofdwal,
die ten dele van over de Rijn zichtbaar waren.
Nog in de nacht van de 9e werd met grote voortvarendheid be
gonnen met het opwerpen van een gehele reeks van batterijen aan
weerszijden van het fort. Volgens de in de Koninklijke Bibliotheek
aanwezige kaart tezamen niet minder dan o zware kanonnen, 18
houwitsers, 12 mortieren en £0 handmortieren. Daarentegen blijkt
niet, dat ook de zwakke artillerie op de rechter Rijnoever is uit
gebreid.
Na twee dagen en drie nachten werken zijn de kanonnen en mor
tieren naar hun nieuwe opstellingen vervoerd, in batterij gebracht
en tot vuren gereed, en des morgens op de 12e begint de eindphase
van het beleg met een hernieuwde kanonnade uit alle kanonnen,
houwitsers en mortieren, waarbij vooral de handmortieren van 16
en 8 pond zich niet onbetuigd laten. De Franse bevelhebber zag
het einde van de strijd naderen, en achtte zich tegenover de koning
en de eer der Franse wapenen verplicht, de stad niet over te geven
zonder althans een grote uitval te wagen. Aldus zal men de uitval
moeten verklaren, die de 13e omtrent het middaguur plaats had
naar de werken van van Dedem. Zeshonderd, volgens een andere
opgaaf 1000 man, zowel te voet als te paard, namen er aan deel. Zo
als veelal bij uitvallen, die verrassend worden uitgevoerd, hadden de
aanvallers aanvankelijk succes er was 'in 't begin al vrij wat confusie
in de loopgraven', en er werd ook enig geschut vernageld; uiteinde
lijk werden de Fransen echter teruggedreven. Er moet nochtans
verbitterd zijn gevochten, want er waren ongeveer 400 doden en
gekwetsten te betreuren, waarvan men het aantal geallieerde strijders
op 1 30 schatte. Aan weerszijden werden enige gevangenen gemaakt
van de bondgenoten de overste Willem van der Malsburg en
twee luitenants.
De hoofdaanval der geallieerden was echter op het tegenoverlig
gende vestingfront gericht, waar de prins van Hessen-Kassel het
bevel voerde. Reeds de 12e was hier het geschut der verdedigers
grotendeels vernield en in de muur een bres geschoten. De volgende
avond, op de dag dus van de Franse uitval, omstreeks 9 uur, wordt
onder generaal-majoor Tettau en de brigadier Pallandt, de 'eerste
contrescarpe' bestormd, en na heftige tegenstand, die ongeveer een
248