neraal Rhebender, laatstgenoemde als vertegenwoordiger van de
Paltsdaarna reisde hij door naar Den Haag, waar hij i Mei een
remonstrantie bij de Staten-Generaal indiende, waarin het belang
van een diversie aan de Moezel met kracht werd bepleit. Nu het
leger eenmaal voor Bonn lag, waren inderdaad sterke argumenten
voor de onderneming aan te voeren. Trarbach zou niet lang tegen
artillerie bestand zijn; vervolgens kon Trier als wapenplaats dienen.
De aanvoer kon over Rijn en Moezel gemakkelijk geschieden; men
bedreigde van hier uit het hart van Frankrijkde keizerlijke huzaren
zouden zorgen voor de nodige schrik in de naaste vijandelijke streken
en de Fransen beschikten ter plaatse althans momenteel niet over
belangrijke krachten. Voor het verzekeren van een veilige verbin
ding tussen Trier en de Maas behoefde men, zo luidde het betoog,
slechts Limburg in te nemen.
De Staten zonden de remonstrantie aan Hop, om het gevoelen in
te winnen van Marlborough, Obdam, Ouwerkerk en eventueel
andere generaals, met uitzondering evenwel van die der Duitse
vorsten, daar zij de zaak niet onpartijdig zouden beoordelen 2).
Marlborough stond, naar het schijnt, niet geheel afwijzend
tegenover het Moezel-plan. De 27e April nog gaf hij Heinsius zijn
voornemen te kennen, met de keurvorst van de Palts en de bis
schop van Raab over de oorlog aan de Moezel te zullen spreken.
Deze achtte hij nodig, opdat de Fransen niet met hun gehele macht
het beleg van Antwerpen onmogelijk zouden maken. Ook op de
conferentie met Harrsch te Düsseldorf moeten Marlborough
en Coehoorn hun instemming met het plan in beginsel hebben be
tuigd, althans zo deelde de remonstrantie van 1 Mei mede.
Nog meer trad de noodzakelijkheid op de voorgrond, toen de 8e
de tijding van de mars der Fransen door het Kinzingerdal Den Haag
bereikte. De zo gevreesde 'conjunctie' moest van nu aan als een vol
dongen feit worden beschouwd. Dezelfde dag kwam bij de Staten
een missive binnen van de landgraaf van Hessen-Kassel, die ook al op
de Moezelveldtocht aandrong, onder andere voor Rheinfels bezorgd
was en al eerder om terugzending van zijn bij het korps van Goor
ingedeelde regimenten had gevraagd 2).
Maar ondanks dit alles bleek toch, dat de generaals bij nader in
zien geen heil in de expeditie zagen. De 1 2e Mei zond Hop zijn ver
slag in, met de 'consideraties' van Marlborough, Obdam en
x) Copie van de remonstrantie van Harrsch in St.Gl 8216; Harrsch aan St.Gl, Den Haag, 1 Mei
(St.Gl 715:8).
2) Marlborough aan Heinsius, kamp voor Bonn, 27 April (V. 't Hoff nr 104). Heinsius aan Hop,
8 Mei (St.Gl 8216); Seer. Res. St.Gl 21 April, 8 Mei.
263