den' te stellen. De 17e werd het antwoord vastgesteld op de me morie van Harrsch en de laatst ontvangen missive van de keurvorst van de Palts van 11 Mei. Het was gegrond op de volgende motieven ie. Bij het zenden van een enigszins belangrijke macht naar de Moe zel zouden geen voldoende troepen overblijven om de Fransen 'beneden' het hoofd te bieden, gelijk de jongste actie bij Maas tricht had aangetoond. 2e. Met een kleine macht zou men aan de Moezel niets kunnen beginnen. 3e. Er zijn geen magazijnen aan de Moezel. 4e. Met het zenden van een leger met al zijn toebehoren zou zoveel tijd verloren gaan dat het seizoen grotendeels zou verlopen, en men dientengevolge 'so boven aan de Moezel als beneden in een inactie zoude moeten blijven'. De eindconclusie luidde: 'een promt ende cragtig effort in de Nederlanden sal meerder opereren om aen de vijanden eenige diversie te maaken, als een geësloigneerde en swacke operatie aende Moezel'. Om hun goede wil te tonen, verklaarden de Staten zich echter bereid, 'nog heden' een conventie met de Palts te sluiten, waarbij nog enige troepen in Staatse dienst werden overgenomen. Een der gelijke conventie werd inderdaad de 19e getekend, betrekking hebbende op 4 bataljons infanterie 1 Marlborough onderstreepte zijn afwijzend standpunt nog eens in een brief aan Heinsius van 16 Meieen klein detachement was nutteloos, een groot zou het eigen leger in gevaar brengen. Tegen het zenden van troepen aan Lodewijk van Baden was hij nog meer gekant. De zaak was hiermee nog niet geheel afgedaan. Johan Willem van de Palts zond reeds 19 Mei, dus vóór het antwoord op Harrsch' memorie was ontvangen, een verzoek in om geschut naar Coblenz te zenden en nog 8 a 10 bataljons naar de Bovenrijn te dirigeren. Wat het eerste aangaat, werd Hop gemachtigd, met het oog op eventuele latere operaties aan de Moezel, een aantal stukken (20 in getal) te Keulen te laten, en verder keurden de Staten goed, dat de strijdkrachten aan de Bovenrijn, waar thans 1 bataljons aanwezig waren, n.l. 12 van de Republiek en 3 van de Palts, met 26 s Hop aan St.Gl, leger voor Bonn, 12 Mei (St.Gl 715*4, id. St.Gl 4476). Seer. Res. St.Gl 15 Mei, 17 Mei. Harrsch verliet Den Haag de i^e, onder voorwendsel van een oude wond, die open was gegaan (Harrsch aan St.Gl, 15 Mei, St.Gl 7158). De opinie van Marlborough vindt men nog in diens schrijven aan Stepney, kamp voor Bonn, 9 Mei 1703 (Murray, p. 94).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 293