het vijandelijk veldleger stelling nam. De oplossing die onder Maurits en Frederik FIendrik in zwang was, nl. het gehele leger binnen een zwaar versterkte circumvallatielinie samen te trekken, kwam in deze tijd niet meer of sporadisch voor. De wijze, waarop de geallieerden in 1703 het vraagstuk hebben aangevat, is niet gelukkig geweest. Met de scherpe critiek, welke een uitnemend kenner van de toenmalige oorlogvoering als Knoop op het veldtochtsplan uitoefent, kan men niet anders dan instem men 1). Het leger zou in twee delen opereren. Met het hoofdleger - oospronkelijk het Maasleger van Ouwerkerk - zou Marlborough de Franse hoofdmacht in het Zuiden vasthouden en Villeroy belet ten, detachementen naar de omgeving van Antwerpen te zenden. Met een tweede leger, dat onder Obdam bij Bergen op Zoom werd geformeerd, zou deze, in samenwerking met Coehoorn, die ge heel zelfstandig in Vlaanderen het bevel voerde, de linies bij Ant werpen forceren. Daarna zou het hoofdleger zich zo spoedig moge lijk bij hem aansluiten en het beleg worden aangevangen. Het is niet moeilijk, tal van zwakke punten in dit veldtochtsplan aan te wijzen. Allereerst de splitsing van het leger in twee delen, waartussen de Fransen op de binnenlijnen stonden. Voorts dat het voornaamste er uit was weggelaten, nl. het aanvallen en verslaan van de Franse hoofdmacht. Vervolgens dat het leger, dat het essen- tieelste en zwaarste werk had te verrichten, belangrijk zwakker was dan de hoofdmacht, waaraan slechts een vasthoudende taak was toe bedeeld. Bovendien zou dit leger aan weerskanten van de Schelde moeten opereren, en wel onder twee van elkaar onafhankelijke generaals, en wie met personen en toestanden in de legerleiding bekend was kon hier moeilijk een innige samenwerking verwachten. Het gevaar, dat van huis uit in de situatie lag opgesloten was uiter aard, dat het Scheldeleger met overmacht zou worden aangevallen en een partiële nederlaag ondergaan. Immers ook al zou het for ceren der linies gelukken, dan nog zou het zich, totdat Marl borough te hulp was gesneld, staande moeten houden tegen de verenigde troepen van Bedmar en Villeroy, welke laatste steeds enige dagen eerder ter plaatse kon zijn dan zijn tegenstander, die, wegens de vele beken en andere terreinmoeilijkheden in het Demer- gebied, in een wijde boog om het Franse stellingsysteem heen moest marcheren. Ook was het zeer de vraag, of men Villeroy van het Knoop oppert in de Nieuwe Spectator 1864 het plan voor een beleg van Namen, waarvan hij o.i. terecht zegt, dat het de voorkeur boven het thans gevolgde verdiende. Hij gaat echter o.i. te ver in zijn critiek met de bewering, dat het innemen van Antwerpen een succes van slechts geringe betekenis zou zijn geweest. 267

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 295