zenden van versterkingen naar Bedmar zou kunnen afhouden. Dit kon, op de buitenlijnen opererende, slechts geschieden door de vijand onder voortdurende bedreiging met een aanval te houden, doch ook dan nog viel er niet onbepaald op te rekenen, dat men van het afzenden van een detachement tijdig onderricht zou zijn. Kort om, men ziet niet gemakkelijk, hoe de bondgenoten tot een beleg van Antwerpen hadden kunnen komen, anders dan door tegen Vil- leroy slag te leveren, tenzij bij diens volslagen passiviteit. In het vorig jaar had men Boufflers van de Maasvestingen kunnen afdrin gen door het bedreigen van zijn aanvoerlijn, doch thans waren de omstandigheden voor de Fransen in dit opzicht oneindig veel gunstiger en was de kans om het Franse veldleger zonder slag leveren van Antwerpen weg te manoeuvreren wel zeer gering. Eerst in een later stadium van de veldtocht is het plan opgenomen, de Fransen met het verenigde leger in hun linies aan te vallen; wij zullen nog zien door welke oorzaken dit voornemen toen niet meer tot uitvoering is gekomen. Tenslotte blijkt uit tal van uitlatingen van Marlborough, dat hij de moeilijkheden welke het Scheldeleger had te overwinnen, sterk heeft onderschat x). Doch keren wij na deze beschouwingen terug tot het verhaal dei- gebeurtenissen. Zoals wij reeds meedeelden was Marlborough, die de 17e Mei Bonn had verlaten, de 18e in Maastricht en de 19e in het leger aan gekomen, aan welke gebeurtenis door salvo's uit geschut en hand vuurwapenen de nodige ruchtbaarheid werd gegeven 2). Intussen liet zich voorzien, dat er nog veel tijd zou verlopen vóór het leger bij Bergen op Zoom in staat zou zijn, met zijn operaties te beginnen, vooral ook doordat het vervoer der troepen wegens een tekort aan scheepsgelegenheid slechts bij gedeelten kon geschieden. Men re kende dat Obdams krijgsmacht omstreeks 1 2 Juni zou zijn gecon centreerd, en dan een sterkte van 40 bataljons zou bezitten, welke Marlborough voldoende achtte om haar taak, het forceren der linies, aan te vatten. 268 Met name in zijn brieven aan Coehoorn, van 23 Mei, 17 en 20 Juni. 2) Murray I, Bulletin 21 Mei. Hop was de eerste tijd na de inneming van Bonn 'geaccableert' met werk, vooral omdat Obdam het druk had met het ontvangen van 'een goede quantiteit van dames' (Hop aan Heinsius, leger voor Bonn, 18 Mei: Heins. arch. 849). Vervolgens gingen Coehoorn, Slangenburg en Obdam naar Den Haag. Hop waarschuwde Heinsius maar vast dat deze 'drie grote pretendenten' hem en de andere regeringsleden wel de nodige moeilijkheden zouden bezorgen (id. 29 Mei). Coehoorn was reeds voor of op 4 Juni te Bergen op Zoom; Obdam eerst de 20e. Hop, wiens taak bij het leger was afgelopen, ontving de 26e Mei een nieuwe commissie van de R.v.St. als gedeputeerde bij het leger te Bergen op Zoom. Hij kwam de 21e Juni te Bergen op Zoom, de 22e te Lillo.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 296