Het zou echter tegenover binnen- en buitenland geen verheffende indruk maken indien men de veldtocht begon met drie weken wer keloos tegenover de vijand te liggen. Bij Marlborough rijpte dan ook het plan, zich die tijd door andere wapenfeiten ten nutte te maken Dit geeft hem de merkwaardige brief in de pen, welke hij 23 Mei uit het kamp bij Maastricht aan Coehoorn schrijft. De generaals, zo schrijft hij, waren, hoewel zijns inziens ten onrechte, van mening dat de vijand, die zoveel doenlijk troepen uit de garnizoenen had aangetrokken, het eigen leger in sterkte te boven ging, en om deze reden wensten zij dat elders een diversie zou geschieden, 'avant que de faire aucun mouvement qui put donner occasion a l'ennemi de nous joindre'. Daarom moet met de afzending der troepen naar Bergen op Zoom de meest mogelijke spoed betracht worden. Zou het echter te lang duren eer alles gereed is voor de aanval op Ant werpen, dan stelt hij voor, dat Coehoorn, met de troepen die hij nodig oordeelt, Oostende gaat belegeren, en de rest naar het veld leger zendt. Dit zou dan sterk genoeg zijn om tijdig de actie tegen Antwerpen te beginnen ('et que nous pourrions nous poster de manière d'etre en état de commencer le siège d'Anvers, d'abord que vous auriez fait a Ostende'). Hij verzoekt Coehoorn, die zich toen in Den Haag bevond, dit plan aan Heinsius, Geldermalsen en Slingelandt voor te leggen. Voorts geeft hij in overweging of het niet mogelijk zou zijn, Hoey in te nemen, terwijl Coehoorn Oostende belegert. De bedoeling is blijkbaar, dat dit laatste de vijand tot een detachement zou nopen, waardoor het eigen veld leger een voldoend overwicht zou krijgen om het beleg van Hoey te ondernemen. Marlborough onderschat echter ten enenmale de strijdkrachten, transporten en andere voorbereidingen welke een beleg van Oostende vereiste, en waarbij men uiteraard ook met de troepen van la Mothe had te rekenen. Dat Coehoorn bovendien nog 'overtollige' troepen naar het veldleger zou zenden is wel zeer optimistisch gedacht! Terwijl het beleg N.B. tevens als diversie moest dienen, hetgeen zeggen wil dat Coehoorn zich nog extra troepen uit 's vijands veldleger op de hals zou halen! Knoop noemt het gehele plan, ook dat van Hoey, klinkklare onzin, en het is inderdaad niet te verwonderen, dat noch van het een, noch van het ander iets is gekomen x). De brief in extenso bij Murray I-io£. Marlborough aan Heinsius, 24 Mei (V. 't Hoff nr 113). In laatstgenoemde brief dringt M. aan op de overkomst van een gedeputeerde van de R.v.St.'Every minut wee find the want of not having one from the Councel of State, soe that I beg their may be noe time lost in sending one'. Het oordeel van Knoop: Nieuwe Spectator 1864, p. 143. 269

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 297