Intussen verliep de tijd zonder dat door een van beide legers iets werd uitgericht. In het grote leger heerste ontevredenheid: zij die, nu reeds een maand geleden, tegen de mars 'to the left' waren ge kant geweest, waren, zo beweerden zij, door de uitkomst in het gelijk gesteld. Albemarle vreest, dat het leger 'le grand chemin de la perdition' opgaat. Marlborough begon zijn laatste dosis ver trouwen in het optreden van het Scheldeleger te verliezen. Niet on duidelijk is dit af te lezen uit zijn schrijven van 2 2 Juni aan Heinsius. In deze strikt vertrouwelijke brief (alleen Slingelandt en Gelder- malsen mochten van de zaak weten) stelt hij voor, om öf Antwerpen dan wel Oostende te belegeren, öf, indien dit niet binnenkort kan geschieden, geen tijd meer verloren te laten gaan, zich in de Neder landen tot een defensieve houding te bepalen en de rest van het leger naar Duitsland te zenden. Hier kan men dan tenminste een gunstige wending teweegbrengen ('which may save the whole in Germany') en na terugkeer Hoey en Limburg innemen en het Moezeldal tot Trier bezetten. Het leger blijft dan tenminste niet totaal werkeloos, is de bijgedachte. Desgewenst wil hij hierover een bespreking houden met de generaals van het Scheldeleger, b.v. te Grave, en eindigt met de verzekering, dat hij zich uitsluitend laat leiden door het belang van de Republiek en van de algemene zaak, ook al zal dit denkelijk zijn laatste veldtocht in de Nederlanden zijn ('which I think will be the last I shall be able to serve you in'). Een antwoord van Heinsius op deze merkwaardige brief hebben wij niet aangetroffen, doch het is niet waarschijnlijk dat bij onze regeerders ook maar enige neiging heeft bestaan in het voorstel te treden x). De wens van Marlborough, aangaande de gestes van het Scheldeleger over onderhandse inlichtingen te beschikken, gaf aan leiding tot zijn merkwaardig schrijven aan d'Yvoi, de kwartiermees ter-generaal van dit leger, van 20 Juni. 'Je vous prie de me donner souvent de vos nouvelles, et de me mander franchement vos pen sees sur tout ce qu'on médite de votre cóté. Vous pouvez bien vous fier, que personne ne verra ce que vous m'écrivez, et que ce ne sera que pour mon propre usage' 2). Marlborough aan Heinsius, kamp van Hannef, 22 Juni (V. 't Hoff nr 124). Blijkens de aanhef is de brief een begeleidend schrijven bij ingesloten 'consideratiën'. Deze laatste hebben wij niet aan getroffen. 2) Murray, p. 118. Wellicht houdt de brief verband met de omstandigheid, dat Coehoorn omtrent zijn plannen slechts spaarzame en onduidelijke inlichtingen placht te geven. Hoe stroef het verkeer met Coehoorn ging, bewijst o.i. een brief van Slingelandt aan Hop van 2 g Juni. De schrijver zegt hierin, dat hij van de plannen van Coehoorn niet veel begrijpt. Het zou goed zijn, indien men in het grote leger dienaangaande werd ingelicht; 'cependant de 1'humeur dont je sai qu'il est, il faut s'y prendre bien delicatement pour tirer de lui les dits eclaircissements' 'et, (ce qui soit dit entre nous) qu'il s'en explique un peu intelligiblement' (St.Gl 8217). De prins van Nassau- Saarbrugge had reeds het vorig jaar over dezelfde eigenaardigheid van Coehoorn geklaagd in een 278

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 306