Intussen waren toch bij het Scheldeleger de voorbereidingen zo
ver gevorderd dat van het aanvatten van het 'grote dessein' ernstig
sprake kon zijn. Obdam, de aangewezen bevelhebber, was de 16e
uit Den Haag vertrokken. Vier dagen later kwam hij te Bergen op
Zoom, en de 2ie in het leger, dat bij Stabroek gekampeerd lag.
Reeds dadelijk ontving hij een brief van Coehoorn, waarin deze
voor de 'geconcipieerde desseinen' meer troepen verlangde dan de
thans aanwezige. Algemeen was men van oordeel, dat de beschik
bare troepensterkte te gering was: te Stabroek en in Vlaanderen
samen bedroeg zij 36 bataljons en 39 eskadrons. De sterkte der
Frans-Spaanse troepen in het Noorden werd op bataljons ge
schat. Voorts waren er volgens Obdam voor operaties met onder
scheiden korpsen op uiteenliggende plaatsen te weinig generaals
hij verzoekt Fagel, dit nog eens 'op het serieuste' bij de Staten
voor te dragen
Hop kwam de 22e 's morgens in zijn van landswege ter beschik-
king gesteld jacht te Lillo, begaf zich aanstonds naar het kamp te
Stabroek en had nog die morgen een onderhoud met Obdam en
Coehoorn. Deze laatste was sterk voor een expeditie in Vlaan
deren geporteerd, doch Hop wist hem, 'même par ordre de l'Etat'
te overtuigen dat het grote dessein voor ieder ander de voorrang
moest hebben 2). Des namiddags werd conferentie gehouden met
dezelfde heren, benevens Tilly, Slangenburg en Fagel. Men
was unaniem van gevoelen, dat, alvorens tot de actie tegen Antwer
pen over te gaan, de linies in het Land van Waes moesten worden
geforceerd, waartoe Coehoorn reeds de eerste beschikkingen had
getroffen. Deze verlangde echter, behalve de reeds in Vlaanderen
aanwezige troepen, nog 10 bataljons van het leger te Stabroek, en
stelde bovendien de eis, dat gelijktijdig met de aanval op de linies
met de rest van het leger een demonstratie gedaan zou worden
tegen de linies voor Antwerpen. Geen wonder dat hiertegen ernsti
ge tegenstand rees. Het overblijvende deel des legers toch zou niet
meer bedragen dan 14 bataljons en 29 eskadrons, hierbij inbegrepen
twee bataljons van Saksen-Gotha en Holstein-Gottorp en twee regi-
brief aan Heinsius van 6 April: que Mr de Coehoorn reste toujours fort difficile de se commu-
niquer et qu'il eviste touttes les conferences ou pourparlers, qui est neanmoins une chose du monde
la plus necessaire' (Heins. arch. 1702, nr 784).
Dat Marlborough geen vertrouwen had in de gang van zaken, blijkt ten overvloede uit zijn brief
aan Godolphin van 25 Juni, bij Churchill I, p. 664 (een veldslag zou meer nut afwerpen dan het
innemen van twintig steden).
Obdam aan St.Gl, Bergen op Zoom, 20 Juni; id., leger te Stabroek, 24 Juni.
2) Hop was de 18e uit Den Haag vertrokken. De bovengenoemde Staten-resolutie van 20 Juni was
hem nagezonden, tegelijk met een toelichtende brief van Slingelandt van dezelfde datum. Hij was
dus van het standpunt der Staten op de hoogte.
279