slotte niet meer kon inhouden dan datgene, waarover allen het eens waren, draagt dan ook het karakter van een compromis, waarbij veel in het midden werd gelaten. Als gemeenschappelijk oorlogsdoel wordt, in art. 2, slechts in het algemeen genoemd: voor de keizer: 'une satisfaction juste et raisonnable', voor Groot-Brittannië en de Verenigde Nederlanden: 'une süreté particuliere et suffisante pour leurs royaumes, provinces, terres et pais de leur obéissance, et pour la navigation et le com merce de leurs sujets'. Een nadere aanduiding volgt in art. j: het veroveren van de Spaanse Nederlanden als een 'digue, rempart et barrière pour séparer et eloigner la France des Provinces Unies' voorts van Milaan, Napels, Sicilië en de eilanden in de Middellandse Zee. Het tractaat vermeldt niet wat met de te veroveren gebieden moet geschieden; daarentegen wordt van de door de zeemogend heden in Amerika te bemachtigen koloniën uitdrukkelijk gezegd: 'et pour tout ce qu'ils pourront y prendre sera pour eux et leur demeurera'. In art. 8 verbinden de geallieerden zich, niet afzonder lijk te zullen onderhandelen en geen vrede te sluiten zonder waar borgen, dat Frankrijk en Spanje nimmer verenigd of door een zelfde souverein geregeerd zullen worden. Het tractaat verzette zich het is van belang, dit op te merken dus niet a priori tegen de op volging van Anjou op de Spaanse troon. Over de godsdienst in de te veroveren gewesten zou bij de uiteindelijke vrede worden beslist (art. 10). Merkwaardig is nog de in art. 3 vervatte bepaling, dat men nog gedurende twee maanden na de ratificatie zou trachten, de verlangde 'satisfaction et sureté' in der minne te verkrijgen; na afloop van deze termijn zou men met vereende krachten tot andere maatregelen overgaan, waarbij de onderlinge bijstand door een nader te sluiten conventie zou worden geregeld. Tot het sluiten ener der gelijke conventie is het evenwel niet gekomen. Het uitstel van twee maanden had geen andere betekenis dan dat de zeemogendheden de oorlog niet voor het volgend voorjaar wilden beginnen, om zich intussen des te beter voor te bereiden. In Italië werd, zoals wij zagen, reeds hevig gevochten. Dit gold echter niet als oorlog tegen Frankrijk: het ging 'slechts' om het intrekken van een opengevallen Rijksleen. Van te voren waren reeds bondgenoten geworven, en vooral onder de Duitse vorsten bestond hiervoor grote ambitie. De invloed van de keizer was hiervan een der oorzakende geldmacht der zee mogendheden een tweede en niet minder belangrijke. Doch ook heerste in Duitsland blijkbaar een overwegend anti-Franse stem ming wegens vrees voor de Franse expansiezucht, verontwaardiging 9

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 31