In 'Het leven van Menno Baron van Coehoorn' waarin Van Sypesteyn het handschrift van Coehoorns zoon heeft uitgegeven, vindt men verschillende beschuldigingen tegen Sparre. Hij zou de aanval begonnen zijn tegen het uitdrukkelijk bevel van Coehoorn, niet aan te vallen alvorens deze de linies zou zijn binnengedrongen. Van een dergelijk bevel blijkt uit de stukken niets; wel van een af spraak om gelijktijdig het gevecht te beginnen. Het bericht van Coehoorns succes ontving Sparre eerst enkele uren na de strijd; hij kon dus niet weten, dat de aanval bij Stekene overbodig was; daarom kunnen ook de beschuldigingen, welke in de memoires van Schlippenbach voorkomen, n.l. dat hij de aanval zou hebben door gedreven om zich naam te maken en tevens uit winstbejag, niet an ders dan onbillijk worden genoemd. Zware verliezen in een gevecht dat achteraf onnodig blijkt, kunnen gemakkelijk tot allerlei onrede lijke critiek aanleiding geven. Dat het tweede deel van de opdracht, het innemen van de positie bij Burcht, niet is uitgevoerd, schrijft Coehoorns zoon toe aan on gehoorzaamheid of tegenwerking van de zijde van Sparre. Dat het nemen van de positie van Burcht van Coehoorn werd verwacht blijkt ook uit de brief van Obdam van 13 Juli, waarin deze betoogt, dat hij ter wille van Coehoorn in het kamp van Ekeren is gebleven en zich daardoor de slag bij Ekeren, met het voor hem persoonlijk zo rampspoedige verloop, heeft op de hals gehaald. Hij schrijft hierin 'nous n'y sommes restés qu'uniquement pour empescher que les ennemis ne vous pussent tomber sur les bras, avant que vous pussiez prendre le poste de Borch, ce qui a étez retardez par des raisons qui vous sont mieux connues qu'a moi'. In dit laatste kan men niet onduidelijk een beschuldiging lezen. Een hachelijke onder neming was het nemen van de post blijkbaar niet. De forten St Marie en de Parel althans waren in zeer slechte staat. Coehoorn zelf maakt ook geen melding van bezwarenhij zwijgt eenvoudig over dit deel van zijn taak. Als hij de 28e aan de Staten bericht geeft van de geslaagde aanval op Calloo's hoek vervolgt hij'Tegenwoor dig ben ick besich om alles te prepareren om mij met het corps van den voornoemde Generael Major (Sparre) te conjungeren en, nae de advysen die ick ondertusschen sal becoomen myne mesures te nemen', dus: afwachten1). De 30e echter was de vereniging met Sparre - op 15 km afstand - nog steeds niet tot stand gebracht; zij zou de volgende dag geschie- Van Sypesteyn, p 46 vlg.brief van Obdam aan Coehoorn, 13 Juli, bij Bosscha, Dl. 4, Bijv. en Verbeteringen p. 254 Pelet III-60; Coehoorn aan St.Gl, kamp van Calishoek, 28 Juni (lias lopende St.Gl 1703). 29I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 319