over de voor die tijd barbaarse verwoesting van de Palts in de voor gaande oorlog, en wrevel over de verliezen welke het Rijk zich bij de vredesverdragen van Nijmegen en Rijswijk 'Nimmweg' en 'Reiszweg' zei men in Duitsland had moeten getroosten. Een symptoom hiervan is misschien ook, dat men aan Franse zijde tijdens de eerstvolgende veldtocht de Duitse troepen als minder betrouwbaar beschouwde en ze daarom op belangrijke posten, als Keizersweert en Bonn, door Franse verving. Een belangrijk aantal Duitse staten trad successievelijk tot de Grote Alliantie toede grotere sloten een alliantie-tractaatbij kleine geschiedde de toe treding met minder omslag door een z.g. acte van inclusie. De meeste van deze bondgenootschappen waren niet anders dan een vorm van het verhuren van troepen, waarbij de liefde voor het Europees evenwicht in de laatste plaats kwam. De tot de Grote Alliantie toegetreden vorsten stelden een deel van hun krijgsmacht als auxiliaire- of subsidietroepen in dienst der zeemogendheden, hetzij van de Verenigde Nederlanden, van Groot- Brittannië of van beide gezamenlijk, in welk laatste geval ieder voor de helft betaalde. De voorwaarden werden bij een capitulatie ge regeld. Meermalen gaf het gebruik der subsidietroepen aanleiding tot moeilijkheden, hetzij doordat de beschikking er over aan terri toriale begrenzing onderhevig was, hetzij doordat zij er aanspraak op maakten, slechts als korps te worden ingezet, dus niet van elkaar 'gesepareert' te worden, hetzij door pretenties in zake de toe wijzing der winterkwartieren. Een nadeel was ook, dat deze troepen hun eigen krijgsrecht en krijgsraden hadden, zodat de betaalsheren geen voldoende waarborgen bezaten voor een goede handhaving der tucht. De bezetting der openvallende officiersplaatsen was meermalen een punt van geschil. Meestal werd zij zodanig geregeld dat de regerende vorst de officiersplaatsen bezette doch met kennis geving aan de Raad van State of de regering van Groot-Brittannië, met wier wensen eventueel rekening moest worden gehouden. Onderscheiden van de subsidietroepen waren de 'nationale' troe pen, die het eigenlijke Staatse leger vormden. Tot deze behoorden o.a. de Zwitserse, Schotse en Franse regimenten. Alleen voor de Zwitserse waren capitulaties gesloten met de betreffende Kantons. Deze hadden ook een eigen militaire rechtspraak. Sedert enige jaren bekleedde Arnoud Joost van Keppel, graaf van Albemarle, de functie van 'kolonel-generaal der Zwitsers', welke voornamelijk in vloed op de benoemingen schijnt te hebben ingehouden. De Schotse regimenten, zes in getal, staan bekend als de 'Schotse brigade', doch deze benaming had noch tactische, noch administratieve be- 10

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 32