naar omstandigheden te handelen. Men noemde dit: de oorlog voe ren 'a l'oeil'wat er op neerkwam, dat men zich door de vijand de wet liet voorschijven 1). Villeroy was, gelijk reeds werd medegedeeld, de 28e te Diest aangekomen. Hier bereikten hem ernstige berichten. Guiscard verwittigde hem van het gebeurde in het land van Waes; van de slechte toestand der forten De Parel en St Marie, van de grote kans dat Coehoorn zich van deze forten en van de positie van Burcht zou meester maken, en van de gevaarlijke toestand, waarin Antwerpen in dit geval zou verkeren. Niemand toch zou een bombardement van de stad kunnen beletten, en, gezien de stemming der burgerij, kon dit gemakkelijk tot een opstand en het verlies van de stad, gevolgd door dat van de citadel, aanleiding geven. Bovendien zou de voor naamste verbinding met de troepen in Vlaanderen zijn onderbroken. De enige uitweg uit de critieke situatie was, zo betoogde Guis card, zo spoedig mogelijk tot de tegenaanval overgaan. Met behulp van een detachement uit het leger van Villeroy wilde hij Sparre te lijf gaan, eer de Hollanders tijd zouden hebben, zich tegenover Antwerpen vast te zetten. Tevens stelde hij voor, nog enige verster king aan Bedmar te doen toekomen, die dan, tezamen met het korps van T'serclaes, een demonstratie zou kunnen houden ('sortir des lignes et se presenter aux ennemis'), wat de actie in Vlaanderen ten goede zou komen 2). Villeroy zag de noodzakelijkheid van een detachement in, doch gaf, in overleg met Boufflers, aan het plan een andere vorm. De aanval zou niet tegen Sparre, doch tegen Obdam gericht zijn. De mogelijkheid hiertoe werd gegeven door diens stellingverandering op de 27e. Bij een verrassend uitgevoerde, overmachtige aanval mocht men aannemen, dat Obdam óf verslagen zou worden, óf zich snel in de richting van Bergen op Zoom zou moeten terugtrekken. In beide gevallen zou Bedmar met het vrijgekomen gros zijner troepen de Schelde overgaan en in samenwerking met la Mothe, die intussen aan de Durme zou hebben stelling genomen, de vijand uit het land van Waes verdrijven. Het af te zenden detachement daarentegen zou dadelijk na de actie naar het hoofdleger terugkeren. Villeroy's voornaamste zorg immers was, dat dit leger intussen aan een aanval van de zijde van Marlborough zou blootstaan. De gehele actie diende dan ook te verlopen voordat deze van de afzen ding van het detachement kennis zou krijgen, of zich althans deze Murray I-i2$\ Hop a.d. St.Gl, Lillo i Juli, in St.Gl 8217, id. Lamberty II-447 en Eur. Mere. 82. 2) Guiscard aan Villeroy, 27 Juni (Arch, nats., Guerre Ai 16^0 nr 228); id. 28 Juni (ib. nr 241); id. uit Antwerpen 29 Juni (ib. nr 2^2). 294

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 322