wachten, werd hun bij een dezer gemeld, dat een patrouille was op
gelicht. Weldra ontdekten zij een vijandelijke hinderlaag aan de
kant van Brasschaet, waaruit zij zelfs werden beschoten. Niet lang
daarna werd hun gemeld, dat een detachement van de grote ruiter
wacht een ontmoeting had gehad met vijandelijke cavalerie aan de
rand van de heide. Aanstonds rijden zij daarop terug naar het kamp.
Hier aangekomen, meldt een post op de kerktoren van Ekeren dat
sterke groepen cavalerie en voetvolk reeds tot dicht bij Capelle zijn
genaderd. Andere berichten van diverse zijde bevestigen de ernst
van de toestand. Obdam, van een en ander verwittigd, laat, door
het gebruikelijk teken van drie kanonschoten, het leger in de wape
nen roepen. De tenten worden gestreken, bagage opgeladen, artil
lerie en voertuigen aangespannen, de wachten ingenomen.
Van stand houden te Ekeren kon geen sprake zijn; de keus ging
slechts tussen zo snel mogelijk naar Lillo terugtrekken of de vijand
op de hei tegemoet gaan en slag leveren. Tot het eerste wordt
besloten. De kortste weg was die over Hoevenen en Oorderen, die
dan ook werd ingeslagen. Vooraan kwam de infanterie der tweede
linievervolgens die der eerstede ruiterij zou de terugtocht
dekken. De bagage voor zover des nachts nog niet weggezonden
en de artillerietrein namen de weg over de dijk van Ekeren naar
Wilmerdonk en vandaar over Oorderen naar Lillo. Twee regimenten
dragonders van Saksen-Gotha onder de brigadier Schulenburg
werden vooruitgezonden naar Hoevenen om zich tijdig van dit be
langrijk kruispunt te verzekeren. Dat bij een dergelijke overhaaste af
mars niet alles even geregeld toeging laat zich gemakkelijk begrijpen,
vooral wanneer ook de Franse cavalerie van haar belangstelling blijk
begint te geven. De artillerietrein was juist halverwege uit het
kamp gemarcheerd, toen een troep vijandelijke dragonders midden
in de colonne chargeerde. Dekkende cavalerie was blijkbaar niet ter
plaatse, althans een deel der infanterie moet ijlings langs de met
wagens bezette weg terugkeren om de aanvallers te verdrijven x).
Schulenburg vond zowel Hoevenen als het naburige gehucht
Muysbroek door vijandelijke cavalerie en grenadiers bezet. Met de
hem toegewezen krachten zag hij geen kans de vijand te verdrijven.
Hij wendde zich toen naar Oorderen, om althans deze plaats te bezet
ten, doch ook hier trof hij de tegenpartij reeds in groten getale aan.
Hij stelde zich daarop in afwachting van versterking op bij een brug
over de wetering, die ten N.O. van Oorderen met een sluis in de
Schelde uitmondde. Het was toen ongeveer 3 uur 's namiddags.
1) Deze laatste actie wordt alleen vermeld in het rapport van Obdam (Eur. Mere. 162).
297