zij door de inmiddels aangekomen infanterie overgenomen. Het bleek echter niet alleen onmogelijk de vijand uit Hoevenen en Muysbroek te verdrijven, doch deze ging zelf, met steeds toenemen de krachten, tot de aanval over. Sedert om en bij drie uur ontbrandde hier een vinnige strijd, waarin de geallieerden zich slechts met moeite staande hielden. Het was duidelijk, dat voor de terugtocht nog slechts de weg over Wilmerdonk en Oorderen overbleef, waar bij het behoud van het leger afhing van de vraag, of het zou geluk ken, bij laatstgenoemde plaats de doorgang te forceren. Obdam be gaf zich naar de voorhoede om de aanval op Oorderen te leiden, terwijl Slangenburg met Tilly en Fagel in de polder het bevel voerde, waar de strijd thans het karakter van een achterhoede gevecht aannam. Omstreeks vier uur had Obdam reeds een deel van het piket, d.i. een te allen tijde parate troep, uit een zeker aantal manschappen van alle regimenten samengesteld, vooruitgezonden om Oorderen te bezetten. De kolonel Verschuer, die met enige stukken ge schut (vier kanonnen en vier houwitsers) op de hoek van de dijk bij Wilmerdonk had post gevat, had uit eigen beweging reeds het- SLAG BIJ EECKEREN - TOESTAND 8.00 N.M. (2E PHASE) HOEVENEN OORDEREN <£3 EECKEREN WILMERDONCK A "Charge Franse dragonders. B "Charge van Hompesch. E2ZZZ3 Geallieerden. Fransen. 299

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 327