Franse troepen. Obdam en zijn metgezellen deden het groen, het veldteken der geallieerden, van hun hoeden, wierpen hun Oranje sjerpen weg, zodat de Fransen hen voor landgenoten aanzagen, en geraakten aldus uit het dorp. Aan één stuk doorrijdende kwamen zij op de weg naar Breda, en arriveerden in deze stad tegen midder nacht. Obdams eerste werk was, een brief naar Den Flaag te zenden met het bericht van de nederlaag en de raad, voor de veiligheid van Bergen op Zoom en Breda zorg te dragen. Zij verwekte in Den Haag de grootste ontsteltenis, die echter slechts kort duurde 1). Het bevel in de slag werd verder gevoerd door Slangenburg, bij wie zich Tilly, Fagel en Hop aansloten. Omstreeks deze tijd kwam een nieuwe vijand onze aan alle zijden in het nauw gebrachte strijd krachten bedreigen. Uit het fort St Philips rukten enige bataljons langs de dijk tegen Wilmerdonk op; kleine afdelinkjes trokken door de polder en bedreigden naar gezegd wordt het dorp aan de Zuid zijde. Gelukkig bleek dit gevaar van weinig betekeniszonder al te veel moeite werd de vijand door de bij de hoek van de dijk opgestelde batterij tot staan gebracht. Tussen zeven en acht uur verflauwde de strijd aan weerskanten. De infanterie in de polder had langzamerhand al haar munitie verschoten, maar de slag duurde dan ook abnormaal lang. Fagel moet de soldaten zelfs hebben aangeraden, de knopen van hun jas te verschieten, die zij, naar men zegt, met de tanden ombogen. Hoe het zij, het was dringend nodig dat aan deze zijde lucht gemaakt werd. Hier lag een taak voor de cavalerie. Tilly, de bevelhebber over de ruiterijgaf bevel aan de regimenten van hem zelf, Baudits en Cannenburg tot een charge langs de veelomstreden dijk van Wilmerdonk naar Ekeren. Het bevel werd opgedragen aan de gene- raal-majoor Hompesch, een van de kranigste ruiteraanvoerders die de Nederlandse cavalerie heeft bezeten. Veel ruimte om te chargeren was er niet; de dijk was vrij breed, doch aan weerskanten door sloten begrensd. Maar de charge werd een doorslaand succes. De dijk was ook al vol troepen: infanterie en ruiterij. De eigen infanterie maakte ruimbaan om de ruiters door te laten, en als een wervelwind stortten deze zich op de vijand. Het ene bataljon na het andere werd overhoop gereden, en de Franse cavalerie, die zich op de dijk bevond, onderging hetzelfde lot. Tot aan de weg van Ekeren naar Hoevenen, d.i. over ander- Over de vlucht van Obdam 'Stukken relatief zekere krijgsraad wegens de Generaal der cavalerie Obdam, November 1703', in A.R.A. (Aanwinsten 1895-, IV nr 7), welke processtukken ook overigens voor de kennis der slag van veel belang zijn. Zie Bijlagen 26-29. Verdere stukken, op de zaak betrekking hebbende, in Eur. Mere. 94, 1^2-174.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 333