De hoofdoorzaak van het geringe succes der Franse wapenen bij deze, anders goed opgezette en aanvankelijk voorspoedig verlopende onderneming moet gezocht worden - Boufflers laat het duidelijk in zijn verslag doorschemeren - in het uiteenlopend gehalte van Bedmars infanterieregimenten. Naast bataljons die zich naar be horen van hun taak kweten, als Brias, Mortemart en andere, ston den er wier gevechtswaarde beneden het middelmatige bleef1). Beide partijen schreven zich in deze slag, die men tot de onbe sliste moet rekenen, de overwinning toe en beriepen zich op de uiterlijke tekenen ervan, waaraan men in die tijd grote waarde hecht te, terwijl op het strategisch resultaat minder de aandacht viel. Interessant is b.v. de wijze waarop Boufflers zich inspant om je gens de koning het verlies van het ene kanon goed te praten, dat Westerloo in de sluis had laten werpen. De Fransen hadden 4 stukken geschut, 31 handmortieren (Boufflers geeft op 40), 6 vaandels en 2 standaarden buitgemaakt, 300 wagens veroverd of geplunderd, meer gevangenen gemaakt dan de Nederlanders, in het verlaten kamp van Ekeren allerlei oorlogs buit gevonden en uiteindelijk het slagveld behouden, althans op nieuw in bezit genomen. De tegenpartij beriep zich er op, dat de vijand het eerst was teruggetrokken; Slangenburg kon twee standaarden, een paar keteltrommen, een dragondervaandel en nog 6 andere vaandels naar Den Haag zenden, en zich op het buitgemaakte Franse stuk beroepen. Voorts hadden de soldaten nog enige andere vaandels veroverd, doch er dassen en zakdoeken van gemaakt 2). De bloedige verliezen moeten aan Frans-Spaanse zijde die der tegenpartij belangrijk hebben overtroffen. De Nederlandse bedroe gen volgens de ingediende officiële staatbij de infanterie ggi doden en 872 gewonden, bij ruiterij en dragonders 162 doden en 142 ge wonden, d.i. voor de infanterie 20 °/0, voor de beredenen io°/0 van de sterkte. Wat de verliezen der tegenpartij aangaat vinden wij een staat bij Pelet, die alleen de verliezen der infanterie van Bedmar bevat. Het totale aantal doden bedraagt hier nu, dat der gekwetsten 1132. Hierbij zou nog opgeteld dienen te worden het verliescijfer der 308 x) Berwick, Mém. I-2i£. Van belang is hetgeen Hompesch op 16 Januari 1704 meedeelt in zijn verhoor terzake van de kwestie-Obdam, n.l. 'Dat den vijand een groote misslagh begaen had met 2 a 3000 man in de reserve op de heijde te laten staen ende dat, soo se deselve ten eersten gebruikt hadden, naer alle apparentie alles verloren soude sijn geweest'. Hompesch is de enige die deze voor beide partijen min of meer compromitterende bijzonderheid vermeldt. 2) Op 10 Juli werden de door een officier overgebrachte zegetekenen te Den Haag 'in triomfe' van het Leidse wagenveer naar het Binnenhof gebracht, waar zij enige dagen later in de 'groote zaal' werden opgehangen (Eur. Mere. 108). Afbeeldingen ervan vindt men op de in 1713 bij de Haagse uitgeefster Anna Beek gedrukte plaat: 'Les drapeaux, Etandarts, Timbales etc. prises par les armes

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 336