mogend en tot x 2 uur in de nacht. De heren Merens, van Zalck en van Geldermalsen werden naar Bergen op Zoom afgevaardigd om op de nodige zaken orde te stellen; zij vertrokken des morgens vroeg. Ouwerkerk en Marlborough werden aangeschreven, voor de veiligheid van Bergen op Zoom - Coehoorn om voor de forten aan de Schelde zorg te dragenObdam om zich naar Bergen op Zoom te begeven; Salisch om troepen uit Den Bosch naar Breda te doen komen. Maar gelukkig volgde op de Jobstijding een tweede van beter allooi. De drie genoemde afgevaardigden ont moetten kort na hun vertrek de post met een brief van Hop, die de zegevierende uitslag van de strijd berichtte. Ijlings maakten zij op hun schreden keert, en waren 9 uur in Den Haag. De omslag in de stemming kan men zich gemakkelijk voorstellen. Zelfs Hein- sius, anders de onpersoonlijkheid in persoon in zijn brieven, laat een jubeltoon horen, wanneer hij Hop zijn vreugde over de blijde tijding betuigt. Bij nader inzien oordeelde men echter toch, dat in het leger 'vrij wat te stellen' zou zijn; daarom vertrokken de gedeputeerden op nieuw, om tezamen met Hop allerlei dingen te regelen alsverwis seling van 'gedelabreerde' regimenten, recrutering, de harmonie tussen de generaals, nadere informatie, en het maken van plannen, tezamen met Marlborough en Ouwerkerk, voor verdere actie. Met name moest worden uitgemaakt of men door zou gaan met het groot dessein, 'dan off men op ietwes anders sal moeten dencken' 1). Tot dit laatste stelde Marlborough een conferentie voor, welke, met het oog op de veiligheid, in Bergen op Zoom zou worden ge houden. Tot de zaken, waarin voorzien moest worden, behoorde nog de betaling der Munsterse, Holsteinse en Saksen-Gothase troepen. Zij hadden sedert hun komst in het land nog geen soldij ontvangen en waren in de slag hun geld en bagage kwijt geraakt. Deze troepen waren in gemeenschappelijke soldij van Engeland en de Republiek, doch de Engelse commissaris weigerde, enige betaling te doen alvorens de 'Staat' het voorbeeld had gegeven. Men vreesde ernstig hetzij voor muiterij, hetzij voor het verlopen van deze troepen 2). Het 'grote leger' had de 2e Juli, na inspannende marsen onder zware regen, Moll en Baelen bereikt. Het telde veel achterblijvers, hoewel de afgelegde weg, a g i, km in 4 dagen, niet buitengewoon genoemd kan worden. Op genoemde datum werd, nadat men sedert de 28e niets van Obdam gehoord had, het bericht van de slag bij Ekeren ontvangen. (Ook Villeroy hoorde de uitslag eerst de 2e). Seer. Res. St.Gl, i en 2 Juli; Heinsius aan Hop, 2 Juli (St.Gl 8217). Zie Bijlage 23. 2) Hop aan St.Gl, Lillo, 4 en 6 Juli (St.Gl 7134). 3IO

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 338