Slangenburg verlangde voor zijn rechtmatige eisen de steun van
de gedeputeerden, en zeide, liever te willen 'quiteren' dan veron
gelijking in zijn rang te tolereren. De gedeputeerden bedachten
voorlopig een 'interim', hierin bestaande dat alleen troepen uit het
grote leger voor het beleg werden bestemd. Doch Marlborough
bleef zich het recht voorbehouden, zo nodig ook over het leger
van Slangenburg te bevelen. De gedeputeerden drongen ernstig
bij de Staten aan op een regeling, met het oog op de onheilen, die
uit de bestaande toestand konden voortvloeien
De Staten stelden de brieven van Slangenburg zowel als van de
gedeputeerden in handen van de commissie Ham en resolveerden,
op het rapport dier commissie, de 18e. De gedeputeerden werden
geautoriseerd de zaken te 'schicken ende reguleren' naar gelang de
dienst van het land vereiste, behoudens de bepalingen van hun in
structie van 30 Juni 1702. Bij staking van stemmen moesten zij bij
de Staten-Generaal nadere orders vragen, met toezending van uit
voerige consideratiën. Met deze resolutie werden de gedeputeer
den, zoals men ziet, niet veel wijzer.
Slangenburg daarentegen kreeg een reprimande te incasseren.
Ten onrechte meende hij, zo heette het, dat het bevel over het ge
detacheerde korps hem door de gedeputeerden te Lillo was opge
dragen. Van een zodanige commissie was de Staten niets bekend;
wel wisten zij, dat hij na het vertrek van Obdam het bevel had over
genomen en dat het bij hem was gelaten. Vooral echter zijn naar een
ultimatum riekend aanbod om te 'quiteren' namen de Staten kwalijk,
blijkens het vervolg van hun brief:
dat haer Hoogh mogenden daer benevens niet kunnen voorbijgaan te
seggen, dat sy ongeerne hebben gesien, dat hij Heere van Sltngen-
burgh haer Ho.Mo. resolutie versoekende op saken in de voor-
schreve missive vervat, daerbij voecht, dat die resolutie niet tot
sijne satisfactie genomen werdende, hij niet langer soude kunnen
dienendat Haer Hoogh Mogende intentie niet is om hem ofte
ijmand anders ongelijck te doen, maer dat haer niet aengenaem kan
wesen, soodanigen manier van schrijven, waer door men schijnt
haer te willen constringeren in het dirigeren en nemen van hare
deliberatien en resolution, en dat het selve oock niet convenieert
met het respect dat een subaltern generael aende hooghe regeringe
chuldigh is.
Dat voorts soo veele de saecken ten principalen aengaen, hare
hoogh mogende haere resolutie daerop aende heeren hare gedepu-
326
Ged. te velde aan St.Gl, 12 Augustus (St.Gl 7154).