teerden te velde hebben toegesonden ende van hem heere van
Slangenburg sullen verwachten, dat hij niet alleen hare orders sal op-
opvolgen, maer inde deliberatien ende schickinge van saken immers
zoowel den dienst van het landt als sijne particuliere convenientie
sal voor oogen hebben en betrachten, en dat hij tot conservatie van
de goede eenicheyt en harmonie alle gemackelijckheyt sal toe
brengen'
Voor de held van Ekeren een bittere pil om te slikken! Maar de
stemming in de hogere regionen was voor Slangenburg niet gun
stig, en wij zien reeds de voortekenen, dat het met zijn loopbaan
wel eens spaak zou kunnen lopen. Heinsius b.v. schrijft de i^e
Augustus aan Hop .Tgene U.W.E.G. melt van d'ongemacce-
lycht van d'Heer van Slangenburg vreese ick wel van een quaet
effect mochte werden mar dat dient evenwel soo ver niet te gaen
dat de gemene sake ofte het land daer door soude comen te
lijden'
Dat Slangenburg rooms was, was op zichzelf geen bezwaar;
andere hooggeplaatste officieren als Tilly, Trognée en verschillende
generaals van de auxiliaire troepen beleden hetzelfde geloof, en het
was reeds in Maurits' tijd gebruikelijk in ons leger, dat belijders
van verschillende godsdiensten het goed met elkaar konden vinden.
Maar wel was de omstandigheid, dat hij niet tot de staatskerk be
hoorde, oorzaak, dat hij buiten de machtige regentenkringen stond,
waartoe mannen als Ouwerkerk, Coehoorn, Obdam, Albe
marle en zoveel andere generaals behoorden. De krijgsroem, op tal
van slagvelden en nog onlangs bij Ekeren behaald, kon niet vergoe
den wat hem ontbrak aan invloedrijke familie en kennissen. Voor
zeker was Slangenburg 'ongemakkelijk', maar dit is ook het enige
bezwaar dat tegen hem wordt ingebracht, en het blijkt niet dat hij
ooit, als Coehoorn, die in deze zeker niet voor hem onderdeed,
hieraan het landsbelang heeft opgeofferd. Zodoende waart om de
figuur van Slangenburg, bij al zijn krijgsroem, ongetwijfeld een
zekere tragiek.
Wij verlieten het leger te Borgloon, waar het van 8 tot 13 Augus
tus vertoefde. Op laatstgenoemde datum brak het, met het oog op
de heersende hitte, reeds tussen 2 en 3 uur 's morgens op, en be
reikte die dag Opheers—Waremme. De volgende dag ging men, na
een kleine mars, tot legering over bij Tourinne. Hier werden 1000
man aangewezen om de in Mei door de Fransen aangelegde stellin
gen te slechten.
Seer. Res. St.GI 16, 18 Augustus; Heinsius aan Hop, i£ Augustus (St.GI 8217). Lamberty II-48J4
Slangenburg aan St.GI 22 Augustus: ib. 486 vlg.
327