voornaamste van Lodewijks medestanders waren Maximiliaan
Emanuel, keurvorst van Beieren en tot 1701 landvoogd der Zuide
lijke Nederlanden en zijn broeder Jozef Clemens, aartsbisschop van
Keulen en prins-bisschop van Luikbeiden nog in de laatste oorlog
bondgenoten van de Republiek. Eerstgenoemde vorst beschikte in
Beieren over een goed georganiseerd, 2^ 000 man sterk leger; hij
had zich reeds bij het ontzet van Wenen in 1683 tegen de Turken
onderscheiden en zich ook sedert dien als een bekwaam veldheer
doen kennen. Onder zijn bewind kon Beieren dus een gevaarlijke
voorpost van Frankrijk in het Rijk worden, en met name een be
dreiging voor Oostenrijk, dat reeds de handen vol had met de steeds
tot opstand geneigde Hongaren. Maximiliaan was, door de voor
spiegelingen van de Franse koning, welke o.a. de koninklijke waar
digheid en gebiedsuitbreiding op kosten van zijn naburen inhielden,
in het geheim reeds lang voor diens belangen gewonnen, doch be
hield zich voor, zijn leger in de strijd te werpen op het ogenblik,
waarop zulks het meest effectief zou zijn, dus zo verrassend moge
lijk. Tot die tijd bewaarde hij de schijn van neutraliteit en bedroog
de geallieerden door onderhandelingen met zijn keizerlijke schoon
vader over een bondgenootschap. Eerst in September 1702 zou hij
het masker afwerpen.
Jozef Clemens had zich bij de frontverandering van zijn broeder
aangesloten. De stad Keulen en de kapittels van het aartsbisdom
weigerden echter, de kerkvorst hierin te volgen en kozen vrijwel
openlijk de partij der geallieerden. De aartsbisschop beschikte in
zijn residentie Bonn slechts over een zwakke eigen troepenmacht,
die echter weldra door Franse troepen werd versterkt, zodat Bonn
met de tegenover liggende schans een belangrijk Frans bruggehoofd
aan de Rijn vormde. Ook in de stad en de kapittels van Luik was
een vrij sterke anti-Franse partij, onder leiding van de prins de
Mean, deken van het invloedrijke kapittel van St Lambert. Zij streef
de er naar, in de aanstaande krijg neutraal te blijven. Steunpunten in
Luik waren de citadel en de Chartreuse, een in een vesting her
schapen karthuizer kloosterde stad zelf was onversterkt en zonder
weermiddelen van enige betekenishet streven naar neutraliteit
zou dan ook weldra ijdel blijken. Gelukkiger was in dit opzicht de
vrije rijksstad Aken, die haar onzijdigheid inderdaad in hoofdzaak
wist te handhaven, maar dan ook het voordeel had van meer buiten
het brandpunt der operatiën te liggen.
In de Zuidelijke Nederlanden neigde de meerderheid des volks
tot Oostenrijk, onder welks bewind men de gewestelijke en stede
lijke privilegiën en de bestaande wijze van bestuur, die zich door
>4