generaals, dat naar welke zijde de beslissing ook zou vallen, zij met alle kracht aan de uitvoering zouden medewerken. Daar Marlbo rough had verklaard, dat het leger niet langer dan drie weken ter plaatse kon blijven en zich dan zou moeten terugtrekken, kreeg Dopf opdracht, een onderzoek naar de mogelijkheden inzake het fourageren in te stellen. Hij kwam inderdaad tot de conclusie dat men bij goede regeling van - en orde bij het fourageren (daar man keerde het nogal eens aan) nog 3^4 weken toe zou kunnen. In het hoofdkwartier waren de spanning en opwinding in deze dagen ongehoord. Tilly, Noyelles en de graaf van Oostfriesland verlieten zelfs het kamp, onder voorgeven van 'indispositie'. De gedeputeerden waren onderling verdeeld en stonden onder sterke pressie van weerskanten. Hop deelde het inzicht van Marlbo rough de anderen stonden naar het schijnt aan de kant der Hol landse generaals dan wel aarzelden, zich uitdrukkelijk te verklaren. De 3 ie vroegen zij nogmaals 'positieve en prompte ordres' aan de Heren Staten, doch dezen hielden zich in hun resolutie van 1 Septem ber bij die van de 27e, alleen met de toevoeging dat, was eenmaal een besluit genomen, de gedeputeerden de generaals moesten re commanderen, het beslotene 'met gemeene ijver, cordaetheyt ende eenicheyt te executeren gelijck van eer ende eedt lievende officieren moet werden verwacht'. Men was dus nog even ver als tevoren. Besloten werd in allen gevalle, een grote verkenning te houden, even als indertijd bij Antwerpen was geschied en tevens het leger tot dicht bij de linies te verplaatsen, waarmee men dus nog niet vooruitliep op de te nemen beslissing. De ^e marcheerde derhalve het leger naar de nieuwe positiede rechtervleugel kwam bij Han- nut en de linker bij Avène aan de Mehaigne. Bij de verkenning, onder dekking van 10 eskadrons ruiterij verricht, naderde men de linies tot op een musketschot afstand. Hop had er zich niet veel heil van voorgesteld; hij verwachtte slechts nog heftiger disputen en zijn voorgevoel bedroog hem niet. Alleen waren sommige voor standers van de bestorming, als de erfprins van Hessen, Scholten en Bülow, aanmerkelijk in hun ijver bekoeld. De tegenstanders daarentegen waren nog heftiger dan tevoren. Openlijk stelden zij de gedeputeerden aansprakelijk voor het bloed dat nutteloos zou worden vergoten; voor 'so schonen volk als daer gewissel ijk ge- slaekt en geslagt sal moeten worden', want ook Marlborough's medestanders waren het eens dat de overwinning een zes duizend man zou kosten. De Republiek was volgens hen niet op 'eersucht, anders glorie der wapenen genaemt' gegrondvest, en zij behoefde 'uit kracht van overzeesche bijzondere belangen' geen eer in te 339

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 367