ongerust wasaan een dergelijke gebeurtenis bewaarde men sinds de
vorige oorlog maar al te droeve berinneringen. Te Dusseldorp ont
ving hij ook uit handen van graaf Lescheraine een brief van
Lodewijk van Baden met hetzelfde verzoek. Marlborough
schreef aanstonds naar de gedeputeerden te Tongeren, en ried tot
een diversie. Deze hadden hier geen bezwaar tegen, doch bericht
ten, dat zij geen troepen verder dan Coblenz wensten te zenden,
gelijk Hop reeds de i^e aan de Staten meldde 1).
Marlborough schreef zijnerzijds de 16e of 17e aan de Staten.
Hij had toen juist het bericht ontvangen, dat Landau zou zijn inge
sloten, doch geloofde nog niet, dat de Fransen zich in een reeds zo
ver gevorderd seizoen aan een dergelijk beleg zouden wagen. Niet
temin verzocht hij de Staten, voor het geval het bericht waarheid
bleek te bevatten, de gedeputeerden te machtigen tot de nodige
maatregelen en met name het korps van erfprins Frederik van
Hessen te doen inzetten, naar gelang de omstandigheden zouden
vereisen. Waarschijnlijk op aandringen van Hop keurden de Staten
de 19e goed, dat 22 bataljons, welke voor de posteringslinie be
stemd waren, met inbegrip van het korps van de prins van Hessen,
zouden worden ingezet, echter niet verder dan Coblenz. De 2oe
bereikte hen echter Marlborough's missive van de 17e, en dit
bewoog hen, nog dezelfde dag de gedeputeerden te machtigen, zo
nodig de prins van Hessen over de Moezel te doen gaan, mits deze
zich zo weinig zou 'eloigneeren', dat hij elk gewenst ogenblik kon
worden teruggeroepen 2).
Intussen ontving men te Tongeren bericht, dat de Fransen artille
rie inscheepten te Namen, alsof zij Hoey wilden belegeren, blijkbaar
met het doel de geallieerden van een detachement naar het Zuiden
af te houden, terwijl zij anderzijds, met het oog op deze eventuali
teit, het korps van Pracontal versterkten. Om deze laatste reden
werd besloten, de legerafdeling van de prins van Hessen tot 22
bataljons en 30 eskadrons te versterken. De bedoeling van Marl
borough en de gedeputeerden was nog steeds, door een diversie
aan de Moezel de Fransen te noodzaken, van het beleg van Landau af
te zien. De prins van Hessen ontving vóór of op de 20e opdracht,
via Coblenz naar Trarbach te marcheren en deze stad in te nemen,
waartoe zijn vader, de landgraaf van Hessen-Kassel, het geschut
zou lenen. De 26e nog hechtten de Staten hieraan hun goedkeuring.
360
Marlborough over zijn reis naar Dusseldorp: aan Berwick St Truyen 9 October; aan Sinzen-
dorf 11 October, aan St.Gl 16 October, alle bij Murray. Hop aan St.Gl, Tongeren i$ October
(St.Gl 71 £4); Marlborough aan de prins van Baden, Den Haag, 4 November (Murray 209).
2) Seer. Res. St.Gl 19, 20 October. De in laatstgenoemde resolutie vermelde brief van Marlborough
van 17 October is waarschijnlijk die welke bij Murray op de 16e is gedateerd.