in), erkende. Geen maatregel was meer geschikt om de nog steeds
krachtige, tegen de continentale politiek van Willem iii gekante
Torypartij de wind uit de zeilen te nemen en de oorlogsstemming
aan de overzijde van het Kanaal te doen groeien. Bij de eerstvolgende
parlementsverkiezingen konden de Tories hun meerderheid slechts
handhaven door met de Whigs in bereidheid tot de oorlog te wed
ijveren. De genoemde erkenning toch was niet alleen een schending
van het vredesverdrag van Rijswijk, doch werd bovenal door het
Engelse volk gevoeld als een beledigende inmenging in zijn binnen
landse aangelegenheden, een aanslag op zijn zelfbeschikkingsrecht,
op het protestantse geloof, kortom op de beginselen waarvoor men
in de 'Glorious Revolution' de wettige vorst had verdreven en jaren
van bloedige strijd achter de rug had. De uiterst onstaatkundige daad
van de Franse koning deed Willem iii, die tot nog toe bij de Engel
sen slechts matig in de pas stond, wederom populair worden.
De i ie November werd het verbond van 1678 opnieuw bevestigd.
De wederzijdse militaire bijdragen zijn blijkbaar bij onderhandse
afspraak vastgesteld x). Te land zou de Republiek 100 000, Engeland
40 000 man in de wapenen brengen; voor de vloten was d.e.t. de
verhouding 3 tot 4 aangenomen. Voor wat het landleger aangaat
golden de genoemde getallen echter slechts voor het eerste oorlogs
jaar: tot een definitieve vaststelling van het 'denombrement' is het
tijdens de duur van de oorlog niet meer gekomen 2). Oostenrijk
verplichtte zich, in 1702 82 000 man tegen Frankrijk in het veld te
brengen; 26 000 zouden in de garnizoenen achterblijven.
In de Republiek dagtekenen de allereerste militaire maatregelen
reeds uit het najaar van 1700, toen de graaf van Athlone alle offi
cieren, in het bijzonder die welke in de Zuidelijke Nederlanden
thuis behoorden, gelastte, onverwijld naar hun garnizoen terug te
keren 3). Reeds in Januari van het volgend jaar vroeg de Raad van
State een som van f 2 000 000,voor voorziening van de maga
zijnen. Andere maatregelen volgden, vooral na de reeds vermelde
overrompeling der barrièresteden. Bij Liefkenshoek ging men zelfs
reeds over tot het stellen van inundatie 4). Ook aan de over het
Staatsche Leger VII-169, VI-73.
2) C. von Noorden, 'Europaische Geschichte im 18. Jahrhundert', Düsseldorf-Leipzig 1870-1882,
I-176 vlg.
Friesland drong nog in April 1702 aan op vaststelling van de denombrement voor de 'declaratie van
oorlog'. De Staten-Generaal achtten zulks ongewenst, om reden dat de bestaande verhouding voor
de Republiek te ongunstig was. Het Britse parlement had voor dit jaar toegestaan, 40 000 man
overzee te zenden, 10 000 man te bestemmen voor de vloot, en i£ a 20 000 man te onderhouden
in Engeland, Schotland en Ierland. De Republiek had op dit tijdstip 102 000 man in betaling.
(Seer. Res. St.Gl 13 April 1702).
3) Lamberty I-197.
4) Id. I-398.
l8