Tot bevelhebber van de vloot, die de Nederlandse troepen zou overbrengen en escorteren, was de luit.-admiraal Gerard Callen- burgh benoemd; de instructies voor hem en Fagel zijn van 2 No vember i). Op 21 transportschepen zou de gehele troepenmacht, die ruim 7000 man moet hebben bedragen, worden vervoerd. De 19e November koos de vloot zee vanuit het Marsdiep. Bij de Maas zouden nog enige schepen zich aansluiten, en ook koning Karel van Spanje aan boord gaan. Ongelukkig werd zij reeds de 21e door een vliegende storm overvallen, die het begin was van een stormperiode die met zeldzame hevigheid tot eind December aanhield. Fleel de vloot werd verstrooid, sommige schepen dreven zelfs tot Noorwegen af, vele werden beschadigd, enkele gingen verloren. Begin Januari kwamen de schepen successievelijk bij Spithead weer bijeen. De Nederlandse troepen schijnen er vrij goed van te zijn afgekomen maar de Engelsen waren minder fortuinlijk. Bij de Maas vergingen, behalve een oorlogsschip, waarvan het volk gered werd, twee transportschepen met 13 compagnieënvan deze werden niet meer dan 24 man gered. Het werd begin Maart eer de vloot voor de Taag het anker liet vallen; de verdere avonturen van het detachement zullen in een volgend hoofdstuk ter sprake komen 2). Nog een ander strijdtoneel had de aandacht van de Staten. De op stand van de Camisards, die ten dele het karakter van een geloofs- oorlog droeg, kon, evenals te allen tijde de vrijheidsstrijd der Wal denzen, in de Republiek op uitgebreide sympathieën rekenen. Af gezanten der Camisards maakten propaganda voor de zaak hunner landgenoten, en verzamelden gelden ter ondersteuning van de guerilla, welke zij met grote dapperheid tegen de geregelde Franse troepen gaande hielden. Van ondersteuning van de rondom door vijandelijk gebied omgeven bergbewoners met geregelde strijdkrachten kon weinig sprake zijn. Onder de uitgeweken Franse officieren waren er echter, die zich aanboden naar de Cevennen te gaan, waar zij, met hun kennis van het land en de taal, bij het organiseren en aan voeren der guerillastrijders wellicht goede diensten zouden kunnen bewijzen 3). Wij zien dan ook, dat 28 Mei door de Staten aan een achttal Fransen acten van kapitein, luitenant of vaandrig werden verleend, benevens paspoorten en reisgeld, om zich over Zwitserland naar de x) Seer. Res. St.GI 1703, 2 November. 2) De Jonge, 'Ned. Zeewezen', 2e druk, III, p. 623-631. 3) Nederlandse berichten over de Camisards vindt men in de Eur. Mere. 1703 (zie naamregisters) en bij Lamberty II- 320, 322. 390

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 418