stand van de keizerlijke financiën, en deze weerspiegelde zich op militair gebied in de deplorabele staat der troepen, wat bewapening, kleding, schoeisel, remontering en vrijwel alle andere behoeften aangaat, terwijl wegens het achterwege blijven van recrutering, de onderdelen grotendeels ver onder de nominale sterkte bleven. Bij dit alles kwam nog het wantrouwen, dat bestond tegen de voor naamste van 's Keizers bevelhebbers, Lodewijk van Baden. Hij werd, hoewel waarschijnlijk ten onrechte, verdacht van geheime verstandhouding met Beieren en Frankrijk; met name zijn lakse oorlogvoering in de afgelopen veldtocht had aan deze verdenking, waarvan ook Goor zich tot tolk maakte, voedsel gegeven. Alles tezamen genomen was het duidelijk, dat, tenzij er door de zeemogendheden zeer krachtig werd ingegrepen, er groot gevaar bestond dat de keizer tot een afzonderlijke vrede zou worden ge dwongen. Dit zou het einde betekenen van de Grote Alliantie en van alle vooruitzicht om aan de dreigende overmacht der Bourbons te ontkomen. Wel stond tegenover de geleden nadelen de aanwinst van Portugal en Savoye, maar dit waren bondgenoten, die voorlopig zelf dringend hulp nodig hadden, en dus een deel van de strijd- en geldmiddelen der overige geallieerden in beslag namen. Alles was er de keizer dus aan gelegen, de zeemogendheden tot krachtige en omvangrijke steun te bewegen, en de voornaamste der Oostenrijkse diplomaten, graaf Wratislaw, werd hiertoe in de winter naar Londen gezonden, waar hij bij de Britse regering en vooral bij Marlborough alle middelen zijner overredingskracht te werk stelde. Het is niet bekend, of het zenden van een leger naar de Donau toen reeds ter sprake is gekomen; in elk geval kon Marlborough zich voorlopig nog niet positief over de vorm en grootte der hulpverlening, waarvan de noodzakelijkheid echter aller- wege werd erkend, uitlaten. Wel stond vrijwel vast, dat in het komend voorjaar een korps van niet onbelangrijke sterkte aan de Moezel zou optreden. Wij zagen reeds, dat hiermee bij de regeling der winterkwartieren rekening was gehouden; evenzo, dat de erfprins van Hessen-Kassel reeds de opdracht had ontvangen door het innemen van Trarbach en Trier een uitgangsstelling of, zoals men zeide, een 'hooft' aan de Moezel te vormen, wat ten gevolge van de ongelukkige expeditie naar Landau geen voortgang had. Nadien waren echter, mede met het oog op de aanstaande veldtocht, 40 bataljons en even zoveel eska drons Nederlandse en Britse troepen, het korps van Goor inbegre pen, in Duitsland gelaten x). Marlborough aan Hedges, Den Haag, 2£ April 1704, bij Murray I-249. 40 I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 429