kusten te beveiligen en dat de Franse kapers menig voordeel wisten te behalen 1). Met al deze zorgen voor ogen begon ook Heinsius een zwaar hoofd in de toestand te krijgen. Hij verzocht Marlborough drin gend zijn invloed in Engeland aan te wenden, opdat de Britse rege ring van haar zijde zich tot grotere financiële offers dan tot nog toe bereid zou tonen. De Britse veldheer zag de redelijkheid van een en ander in en antwoordde toestemmend, doch met de nodige reser ves, daar volgens zijn zeggen de toestand in Groot-Brittannië al niet veel beter was 2). Het schijnt dat in deze tijd zich in de Republiek reeds een vredes- stemming begon af te tekenen. Volgens Wratislaw zou deze vooral onder de 'republikeinen' zo noemt hij de aanhangers der voor malige anti-stadhouderlijke richting - weerklank vinden. Zolang Heinsius en de zijnen het roer van Staat in handen hielden, behoef de er evenwel voor toenadering tot Frankrijk geen zorg te bestaan. Voor breken met de Grote-alliantiepolitiek was de tijd nog niet rijp. Ook de z.g. plooierijen waren hierop van geen invloed. Van het standpunt der centrale regering gezien, waren zij een bron te meer van beslommeringenhier en daar moest de gewapende macht er bij te pas komen, doch dat zij, gelijk bij buitenlandse schrijvers wel beweerd wordt, een gevaarlijke crisis hebben veroorzaakt, is aan deze troebelen te veel eer bewezen 3). Krachtens de Nederlandse volksaard waren beide partijen plooibaar genoeg om het niet tot uitersten te laten komen. Voorlopig hield alles zich aan de natio nale politiek van de helaas overleden koning-stadhouder. Voor het ontwerpen der plannen voor de a.s. veldtocht werd overleg gepleegd met de markgraaf van Baden en de andere Duitse bondgenoten. Als tussenpersoon hierbij diende Almelo, die in deze tijd te Frankfort vertoefde, als 'extraordinaris envoyé'. Met hetzelf de doel werd Hompesch begin Februari naar de markgraaf afge vaardigd. Kort voor zijn vertrek werd een veldtochtsplan van de prins van Baden ontvangen, waarvan wij de tekst echter niet ken nen, evenmin als het 'contraproject', met de overbrenging waarvan Hompesch werd belast. In het veldtochtsplan van de prins van Baden, dat reeds eind Januari op een conferentie te Wenen was besproken en waarvan Marlborough omstreeks i o Februari kennis kreeg, lag het zwaar tepunt der operatiën bij de Moezel. Daar men aan het keizerlijk hof De Jonge, Zeewezen III-612 vlg. 2) Marlborough aan Hedges, zie pag. 403 noot 2. 3) Von Noorden 1-2^6 vlg. 404

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 432