niet, althans niet in allen dele met het plan accoord ging, lcreeg de ons reeds bekende graaf Lescheraine opdracht, met de prins een nader plan te bespreken en dit vervolgens in Den Haag aan de Staten en Marlborough mede te delen. In de tweede helft van Februari verscheen Lescheraine in Den Haag. Ook in het nadere ontwerp was de Moezel-operatie hoofdzaakLescheraine drong met kracht op een vroeger tijdstip aan dan men zich oorspronkelijk had ge dacht; hij had in zoverre succes, dat de Staten een resolutie in deze zin namen. Te Londen herhaalde hij zijn bemoeiingen bij de daar heen inmiddels teruggekeerde Marlborough, waarbij hij brieven van de prins van Baden zowel als van de Paltsgraaf overhandigde. Hij ontving van de Britse veldheer een welwillend antwoord, terwijl deze gemachtigd werd met de Staten de sterkte der voor de expe ditie nodige strijdkrachten overeen te komen. Tot een positief be sluit aangaande de veldtocht kwamen de Staten nog niet. Alleen was men het er in beginsel over eens, dat met de Nederlands-Britse troepen twee legers zouden worden geformeerd, waarvan er één aan de Maas zou optreden, het andere aan de Moezel. Het eerst genoemde zou het eerst te velde gaande datum hiervoor was be paald op 12 April. Het voor de Moezel bestemde korps zou eerst in actie komen wanneer het land fourage zou opleveren. Hierop werd eerst tegen half Juni gerekend, hoewel de prins van Baden gaarne een vroeger begin van de actie zou hebben gezien r). De 29e Februari stelden de Staten-Generaal de verdeling der troepen vast voor de aanstaande campagne. Volgens deze zouden p bataljons en 21 eskadrons in de vestingen en stellingen blijven, waarvan 18 bataljons in Vlaanderen; 80 bataljons en i3i> eskadrons zouden te velde gaan aan de Maas en de Moezel; hierbij was het korps van Goor inbegrepen, dat derhalve werd teruggeroepen. Voorts zouden 8 bataljons en even zoveel eskadrons (Paltsische in Staatse dienst) aan de Bovenrijn blijven en 1 2 bataljons en 1 2 eska drons aan de Benedenrijn 2). Uit de brieven van Marlborough en de resoluties der Staten blijkt in allen gevalle wel, dat aan de Moezel-veldtocht een belang rijk aandeel in de operatiën werd toegedacht, 'etant persuade' naar 1) Marlborough aan de prins van Baden, 8 Februari, aan Almelo 9 Februari, aan Bülow 11 Februari, aan de keurvorst van Hannover id., aan Sinzendorf 14 Februari, aan de koning van Pruisen 22 Febru ari: de brieven bij Murray I-p. 229-240. Over Lescheraine: Marlborough aan Fagel 2j Februari, aan Hop 24 Maart, aan Sinzendorf id.bij Murray I resp. 242, 245, 246; Feldzüge ie serie Dl VI, 53. 2) Seer. Res. St.Gl 29 Februari (St.Gl 2349). De totale sterkte in de Nederlanden bedroeg dus 1J2 bataljons en 176 eskadrons, w.v. 24 bataljons en 33 eskadrons Engelsen en Luneburgers. In Neder landsesoldij stonden 1171/2 bataljon (101 262 man) en 1241/,, eskadrons (22449 man), totaal 123 711 man. Op Britse soldij 441/2 bataljon (3730,5 man) en si1/2 eskadron (12 766 man), totaal j0071 man; A.R.A., R.v.St. 1897. 40 s

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 433