Marlborough aan de koning van Pruisen schreef, 'que la Moselle
est l'endroit ou on pourra pousser l'ennemi avec le plus de succes
pourvu qu'on fasse en meme temps la moindre diversion sur le
Rhinmais on a soin de tenir sur cela tout le secret possible' 1).
In het archief van de Raad van State treffen wij een 'secrete',
anonyme memorie aan van 3 Maart, waarin een plan tot hulpver
lening aan de keizer is opgesteld. Zij begint met vast te stellen,
dat een 'prompte en vigoureuse' actie tegen de keurvorst van
Beieren vóór alles nodig is. Wegens de geringe sterkte en slechte
staat der keizerlijke legers zouden de zeemogendheden, behalve
met een flinke som gelds, de keizer met tenminste 8 a 10 000 man
moeten bijstaan. In Zuid-Duitsland zou men alsdan over de volgende
troepen beschikken
Frankische Kreits10 000
Schwabische Kreits 10 000
Palts12 000
Pruisen6000
Keizer10000
Bovenrijnse Kreits4 000
Engeland en de Republiek 8 000
Totaal60 000
Met deze zou men twee legers kunnen formeren, waarvan één
onder de prins van Baden, de graaf van Styrum en baron von
Thungen zou optreden aan de Boven-Donau, een ander onder prins
Eugenius van Savoye aan de Oostenrijks-Beierse grens. In de
linies van Stolhofen zouden Hessische en Luneburgse troepen in
bezetting blijven. De artillerie van het leger van Eugenius zou door
de Keizer worden geleverd, die van de prins van Baden door de
keurvorst van Mainz, de bisschop van Wurzburg en enige Duitse
steden; de ammunitie, en vooral het buskruit, zouden echter de
zeemogendheden moeten verschaffen. Na het beëindigen van de
strijd in Beieren zou men zich met overmacht naar Rijn en Moezel
wenden en de oorlog op Frans grondgebied overbrengen.
Het hier ontwikkelde plan is eenvoudig en rationeelvoorlopig
defensief blijven aan de Rijn, de keurvorst van Beieren van twee
zijden aanvallen en tot onderwerping brengen, daarna zich met
vereende krachten tegen Frankrijk wenden. Het is het plan, dat in de
komende zomer in hoofdzaak is ten uitvoer gebracht, alleen met dit
406
1) 22 Februari, zie pag. 40 noot 1.