verschil, dat het Brits-Nederlandse hulpleger vele malen sterker
was dan dat in de memorie voorgestelde, nl. meer dan 40 000 in
plaats van 8 a 10 000 man, en dat het door Marlborough werd
aangevoerd, iets waarvan in de memorie nog geen sprake is, bij de
geringe voorgestelde sterkte trouwens begrijpelijk. Wie de ont
werper van het stuk is, blijkt niet. Het moet öf uit Hollandse koker
zijn gekomen, óf de neerslag zijn van besprekingen, tussen Marl
borough en een of meer leden van de Raad van State gehouden.
Voor de voorgeschiedenis van de Donau-veldtocht is het o.i. niet
zonder belang x).
TOEBEREIDSELEN TOT DE VELDTOCHT
De eerste maanden van het jaar gingen voorbij behalve met aller
lei elkaar doorkruisende plannen, met de nodige voorbereidingen
tot de komende strijd. Van een legeruitbreiding, zoals in het vorig
jaar had plaats gehad, was ditmaal geen sprake. Het enige wat op dit
gebied geschiedde, was, dat 3 1 Maart een tractaat met de hertog van
Wurtemberg werd gesloten, waarbij deze zich verbond 3 regi
menten voetvolk en een regiment dragonders, die hij niet langer
bij machte was, te betalen, ter beschikking der Staten te stellen, om
naar dier verkiezing aan Bovenrijn of Donau op te treden, De hertog
zou de troepen zelf onderhouden, doch een jaarlijks subsidie ge
nieten van 37£ 000 gulden 2).
Volgens afspraak werden aan de Maas, te Luik en Maastricht,
magazijnen van levensmiddelen en fourage gevormd, n.l. voor 60
bataljons en 100 eskadrons, waartoe wederom contracten werden
gesloten met de ons reeds bekende Machado.
Voorts werd de hand geslagen aan de voorzieningen tot voor
koming van 'desordres' in het leger, welke voorzieningen sinds het
einde van de vorige veldtocht op het programma stonden. Een be
langrijk, doch tevens netelig punt waren de benoemingen van gene
raals, waarvan de noodzakelijkheid algemeen werd ingezien, en
waarop ook Marlborough nog vóór zijn vertrek naar Engeland in
het vorig najaar had aangedrongen. De Raad van State had de wense
lijkheid betoogd van het benoemen van een kapitein-generaal der
4°7
HOOFDSTUK II
A.R.A. R.v.St. 1897.
2) Zie 1702, Bijlage 4.